kind

Ik heb een hekel aan dode mensen. Ze slepen te veel weg van me. Ik sta stil, maar zij blijven trekken. De enige reden waarom ik ze dat kan vergeven is omdat ze ‘t niet weten.

Ik zie mezelf als jong kind. Op de lagere school, oefenend aan de musical. Alles lijkt altijd ‘tzelfde, maar we moeten allemaal ons best doen voor de finale voorstelling. Sommigen zijn beter, minder bleu dan anderen. Sommigen houden hun mond. Anderen staan altijd vooraan. Ik voeg me. Ik wacht af. Maar liefst had ik de riskante hoofdrol gehad.

Sommigen gaan dood, anderen laten op zich wachten. Ik ben goed in ‘t laatste. Ik laat mezelf niet ouder worden.

‘t Zijn meestal de ouderen die doodgaan. Opa’s & oma’s. & Vreemde mensen, die alleen m’n ouders hebben gekend. Misschien een enkele keer oudtantes/oudooms.
Vroegere buren van inmiddels 80 jaar; toen kwam ‘t wel heel dicht bij. Hadden we voortaan geen lekkere gratis vis meer. Rook ‘t huis ook niet meer zo vaak naar vis, naar de buren.
Maar ‘t was al begonnen toen de hond van diezelfde buren dood ging: Itam. Toen deed de dood al van zich spreken. De honden in de buurt konden voortaan rustig hun gang gaan. De ouwe hond, de waker, kon niet meer van zich doen gelden.

Ik herinner me geen eerdere dood. Ik herinner me geen eerder lichaam dat naar dood rook. Tuurlijk wilden we Itam wel aaien, maar we moesten daarna meteen onze handen wassen. Dat wilden we zowiezo wel uit onszelf, want Itam rook viezer dan de dode vis die we van de buurman kregen. & Dode vis was lekker.

Ook de buren zijn allang al dood. Ik weet alleen niet meer wanneer ze weg zijn gegaan.
Ook opa & oma zijn dood. Ook lang gelee.
De oorlog is voorbij. Ik weet nu zeker dat ‘t veel langer geleden is. Er zijn nog slechts enkelen die daar over weten te vertellen.

Waarom stelde ik die vraag dan niet? Waarom vond ik ‘t gister dan niet interessant? Misschien wel interessant, maar niet geschikt toen ik met m’n vader ‘t bos inliep.

Ik hoorde een toespraak van m’n vader. Alleen aan mij gericht.
Hij zei: ‘Je moet ouder worden. Je moet je haar grijs laten worden & je jeugd laten gaan. Je wordt jonger naarmate je ouder wordt.’
& Hij zei: ‘Ik word leger. Ik heb ‘t me laten vertellen. Je hebt me daarnet gezien. Terwijl ik de film van vroeger zat te bekijken. Toen ik 5 jaar jonger was als jij. & Toen jij nog maar 1 jaar geleden geboren was. Vanaf dat moment weet ook jij dat ik leger word.’
& Hij zei: ‘We lopen door ‘t bos. We houden de schijn op dat we op zoek zijn naar een jonge hond. Maar ondertussen ben ik je aan ‘t vertellen hoe ‘t leven is. Hoe de dood. Hoe de weg daarnaartoe. Jij weet nog niks. Je weet alleen dat je straks kan wachten. Je weet alleen maar hoe je moet wachten.’
& Hij zei: ‘Weet je eigenlijk wel hoe leeg leeg is? Weet je dat ik niet zomaar meer met jou een gesprek aanga? Weet je dat ik voor me uit kan staren & de dingen kan laten gebeuren? Weet je dat ik tegenwoordig momenten heb dat ik niet nadenk, me dingen laat gebeuren? Ipv de dingen mij.
Weet je dat ik ooit naar Zwitserland ben gefietst? Weet je hoe vaak ik naar de wc moet op een dag? Weet jij zonder nadenken te zeggen hoeveel kleinkinderen ik heb? Weet je wie ik ben?’
Hij zei daarna: ‘Ik heb je leven laten delen. Ik heb je misschien laten ervaren. Ik heb je water laten zwemmen. Of ‘t water jou. Ik heb je moeder leren kennen. Of je moeder jou.’

Ik ben je opa, voegde hij er als laatste aan toe, de opa van je kinderen. Je zult ‘t moeten doen met mij. & Zij die lezen, zij moeten ‘t doen met jou.

& Langzaam trekken wolken samen, maar ja, dat doen die wolken nou 1maal vaker in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *