passanten

Ik ben nog niet open of de 1e junk staat al voor de deur. Hij wil eigenlijk meteen naar binnen lopen, maar wordt tegengehouden, teruggedreven, door de kar die ik achteruit de winkel uit rijd.
‘Sorry, nog ff 5 minuten.’
Om 11 uur geef ik ‘m ‘t teken dat ‘t ok is om binnen te komen.
‘God, man, ik wist niet dat ‘t nog geen tijd was,’ zegt-ie met haperingen. ‘Ik ben al zolang in de weer, dan let ik niet meer op de tijd. & Iedereen zit aan me te trekken.’

Nog geen 5 minuten later de volgende.
‘Ja, man. Ik mag geen drank van de dokters. Mag niet vanwege de verdovingen die ze me hebben gegeven. Ja, ze hebben ‘t weg gesneden. Je weet dat ik lymfeklierkanker heb?’
Nee, wist ik niet, maar van een mogelijk antwoord trekt-ie zich niks aan.
Hij pakt z’n borst beet & knijpt ‘t naar voren: ‘Dit hebben ze 7 jaar geleden al weggesneden. Gister aan de andere kant. Man, ‘t doet pijn! & Dan mag ik niet drinken. Ik ga thuis op de bank liggen; doe de rest van de dag lekker niks. Ik ben duf, man. Ik kan amper op m’n benen staan. Maar ik neem wel ff dit biertje mee.’
Hij wil betalen met € 50,-.
‘Sorry,’ zeg ik, ‘maar dat kan ik in ‘t begin van de dag niet wisselen. Zoveel heb ik nog niet in de kassa.’
‘Oh shit. Wat moet ik dan? Ik sta helemaal te trillen van de spullen die ze me allemaal toegestopt hebben. Weet je wat! Ik kom zo wel terug met kleiner geld.’
‘Zal ik je biertje dan maar weer in de koelkast zetten? Dan blijft-ie lekker koud.’
Ik weet dat-ie toch niet meer terugkomt.

Ik hoor iemand schreeuwen van buiten: ‘Hé, is er iemand?’ zonder dat de deurbel een geluid geeft.
‘Ja, je mag wel binnenkomen, hoor,’ zeg ik ‘m.
Hij komt met een leeg krat Staropramen binnen.
‘Heb jij hier iets aan? Kan ik hier iets voor krijgen? Ik had ‘t thuis al een tijdje staan, maar ‘t moest een keer weg. ‘t Is lekker bier, hoor. Verkoop je dit? Of kan je ‘t innemen? Ik weet niet meer waar ik ‘t vandaan heb. Volgens mij heb ik ‘t bij jou gekocht.’
Teveel info in 1 keer. Dan vertrouw ik ‘t al niet meer.
‘Nee, we verkopen geen Staropramen. Dus dat krat, daar kan ik niets mee. De flesjes misschien wel, maar dan moet ik er wel ruimte voor hebben.’
‘Ah, nou ga je toch niet moeilijk doen? Je kan toch wel wat met deze krat? Je hebt zoveel soorten bier. Dan hoef je me toch niet te laten staan?’
‘Ok, als je zo begint, dan wil ik de flesjes ook helemaal niet meer. Dan kan je gaan.’
Ik maak wuivende gebaren dat-ie de winkel uit kan. Doe een stap dichter bij om m’n woorden & gebaren kracht bij te zetten. Maar net een stap te dichtbij, voel ik meteen.
‘Wat? Ga je nou lullig tegen me doen?’ vraagt-ie.
‘Nee, jij doet lullig tegen mij. & Daar heb ik geen zin in. Als jij je niet normaal kan gedragen tegenover mij, dan neem ik geen flesjes van je aan.’
‘Je moet uitkijken met me, hè. Ik ben van de politie. Je moet uitkijken met me. Als je mij dingen flikt, dan moet je uitkijken.’
‘Ga nu maar m’n winkel uit. Ik heb geen zin in je. & Zeker niet in je krat.’

Terwijl-ie naar buiten gaat, passeert-ie een oudere vrouw. Die stil staat in de deuropening. De eigenaar van de krat roept nog wat bedreigingen naar me, terwijl ik de dame bekijk.
Ze lijkt ietwat te bibberen, niet bewust van de dingen die om haar heen gebeuren. Haar hoofd ietwat schuin. Haar rug naar mij toegekeerd.
Die is wereldvreemd, denk ik.
Ik besluit gewoon maar verder te gaan met m’n werk, maar ff later zie ik dat ze kleren aan ‘t uittrekken is.
‘Mevrouw?’
Geen reaktie.
‘Mevrouw? Waar bent u mee bezig?’ vraag ik allerliefst, nog wat dichter naar haar toe neigend.
Ze doet een stap dichterbij. Ik zie voor ‘t 1st haar gezicht. Een broodmager oud gezicht, met een waas van dwaas.
‘Wat zegt u?’ vraagt ze met een zoetzachte stem.
‘Ik vraag wat u daar aan ‘t doen bent.’
‘Oh, ik was een trui aan ‘t uittrekken. Want ‘t is zo warm.’
Opeens lijkt ze normaal. Een doodgewone vrouw die haar jas uit moest doen om zich van een te dikke warme trui te ontdoen.
Maar waarom deed ze ‘t in de deuropening van m’n winkel, vraag ik me af als ze uit beeld verdwenen is.

Boekenman komt enthousiast binnen.
‘Ik moet boodschappen doen,’ vertelt-ie.
‘Oh, je moet weer voor de dames aan de gang?’
‘Jaja,’ & hij laat de lijst zien. ‘Cola, 3 flessen. Een pak schuursponsjes. Thee. Wc-eend. & Natuurlijk glassex.’
Bij de laatste laat-ie z’n grijns zien.
‘De dames hebben ook hun dagelijkse boodschappen. & Ik krijg er iets leuks voor.’
‘Ja, dat heb je me wel ‘ns verteld.’
‘Zij willen straks ook rustig voor ‘t raam zitten. Hihihi. ‘t Is hartstikke leuk om in Amsterdam te wonen, weet je. Er gebeurt altijd wel wat. Elke seconde kan je iets meemaken. Je moet alleen goed opletten. ‘t Zijn vaak kleine dingen die er gebeuren. Daar moet je oog voor hebben.’

Buiten passeert er een lang bebaarde man. Slonzige jas, rafelige spijkerbroek. Hij zingt, ik hoor ‘m daardoor aankomen. Daardoor wordt m’n aandacht op hem gevestigd.
‘Godverdomme,
Krijg een kromme,
Dan kun je om ‘t hoekje komme.’
De passanten trekken zich niks van de man aan. Ook al schreeuwt-ie z’n lied nog zo luid. Ze verstaan de taal niet. Ik duik snel weg. Ik versta de taal wel. Ik heb geen zin in zo’n lied in de winkel.

De dag is begonnen in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *