M’n grootste ergernis, bedacht ik me vanmorgen, moet toch wel de deur naar de tuin zijn. Die van de keuken naar de tuin. Misschien moet ik zeggen: de vuilnisbak & de tuindeur. Of eigenlijk ben ik ‘t gewoon zelf waar ik me behoorlijk aan kan ergeren.
Ik heb nooit last van een ochtendhumeur. Voor mensen die daar wel onder gebukt gaan ben ik tijdens die ochtendlijke uren waarschijnlijk een afschuwelijk vrolijke verschijning. Stralend, alsof ik de morgenzon zelve ben. Zeker in zulk gezelschap.
Tuurlijk heb ik wel ‘ns te lijden onder een minder tevreden gemoed, maar dat spreidt zich dan uit over de gehele dag, niet slechts de morgenstond. Daarnaast zal dat mij niet aanzetten tot ‘t afsnauwen van anderen. Mijn humeur is dan meer introvert.
Dat wil niet zeggen dat ik me niet zou kunnen irriteren. Ook ‘s ochtends vroeg. Juist ‘s ochtends vroeg. Zeker bij ‘t verwijderen van afvalmateriaal.
Laat ik ‘t simpel illustreren.
Ik smeer ‘s ochtends enkele boterhammen aan de aanrecht. Op een gegeven moment ontstaat er restmateriaal. Spul dat de vuilnisbak in kan. Ik heb weliswaar een prullenbak naast de koelkast staan, maar die gebruik ik liever niet. Ik ga niet uitleggen waarom; is niet belangrijk voor ‘t de rest van ‘t verhaal. De vuilnisbak staat buiten. Ik draai derhalve de sleutel van de deur om, haal de schuif er af, duw de klink naar beneden, geef vanwege klemmen een ferme tik met m’n linkervoet tegen de onderkant van de deur & hel over om de vuilnisbak te openen. Afval weg.
Weer naar binnen. De deur sluit ik opnieuw af. Uit angst dat ik ‘t anders vergeet.
Klinkt niet zo erg. Dit kan geen irritatie veroorzaken bij een normaal mens, zou men kunnen veronderstellen. Zo ook bij mij niet. Ook niet ‘t achtereenvolgend geluid dat erdoor veroorzaakt wordt. Waarbij vooral de schuif een karakteristieke ‘KLAK’ veroorzaakt. Zelfs dat roept geen ergernis op.
Ware ‘t niet dat ik deze handelingen elke ochtend toch zeker 3 keer verricht. Steeds in de veronderstelling dat ‘t deze keer toch echt de laatste keer zal zijn. Er zal zich niet meer afval gaan vormen; ik zal niet meer naar buiten hoeven neigen voor ‘t verwijderen ervan. ‘t Is tenslotte in de keuken al koud genoeg; men wil zo min mogelijk de koude buitenlucht op de huid voelen.
Bij de 1e keer denk ik dat al. Bij de 2e keer denk ik dat net zo sterk als bij de 1e, maar ‘t feit dat ik een foute vooronderstelling had gemaakt, irriteert. Maakt me kriegel.
Bij de 3e maal dezelfde handelingen verrichten, geef ik de deur een welverdiende gemene trap. Precies dezelfde trap als daarvoor, maar nu is de intentie erachter anders. Naast ‘t willen openen van de deur (vanwege ‘t klemmen heeft-ie nog steeds wat stimulans nodig), wil ik nu ook gemeen zijn, ‘m ‘ns lekker laten voelen dat ik ‘t niet pik.
Vanochtend zag ik door ‘t keukenraam dat een kat in mijn tuin bedachtzaam om zich heen aan ‘t kijken was. 1st Lekker snuffelen, zo ong op de plek van ‘t Kattekruid, z’n achterste manoeuvreren, & vervolgens z’n blik op oneindig, ten teken dat hij in de dumpstand stond.
Op dat moment heb ik m’n irritatie omgezet in een weldadig gevoel. Begeleid door ‘t oorstrelende felle geklak van de schuif, ‘t draaien van de sleutel & de trap tegen de deur, bezorgde ik de kat een hartverknettering. Een plantenspuit zou minder effektief zijn geweest.
Tot zover de avonturen tijdens ‘t vrije weekend in Zijperspace.