klutenwacht (1)

Net onder de dijk, ter hoogte van Camperduin & Groet, onder Petten, moesten de kluten bewaakt worden. Gedurende ’t broedseizoen. Een klein natuurgebiedje hadden de vogels voor ’t broeden tot hun beschikking, bestaand uit vooral brak water met kleine eilandjes, pollen net uitstekend boven de waterspiegel, aan de rand van de dijk: de Hondsbosse Zeewering. Een kolonie kluten streek hier elk jaar neer in de periode mei-juni om nest te maken.

De kluteneieren waren populair bij rijke japanse heren, die op hun grote buitens uitheemse vogels aan hun gasten wilden tonen. Voor veel geld zouden deze japanners de kluteneieren opkopen om ze vervolgens uit te laten broeden & de vogels op hun japans landgoed uit te zetten. De kluut deed ’t goed bij de vermogende japanners. Ze vonden de vogel mooi, xotisch voor hun japanse standaard.

De kolonie kluten moest derhalve beschermd, bewaakt worden. Een caravan werd aan de rand van ’t natuurgebiedje geplaatst om ’s nachts mensen wakend de nacht te kunnen laten doorbrengen. Voor een kleine ‘onkostenvergoeding’ verbleef men daar van zonsondergang tot -opgang, ’t tijdstip dat speciaal ingehuurde eierkapers op jacht waren.

Ik had met m’n 2 broers afgesproken. Jan was verantwoordelijk voor de organisatie van de wacht, & Marc zou me die nacht gezelschap houden. Vanuit Alkmaar was ik naar Groet gereden & volgens Jan z’n aanwijzingen verder gereden naar de caravan. Gelegen temidden van de weilanden & aan de rand van ’t brakke water. Aan de andere kant van ’t water lag de weg langs de Hondsbosse Zeewering, daarachter de dijk die er deel van uitmaakte. Ik zag langzaam de zon erachter wegzakken.

Ik was veel te vroeg. & Zoals gewoonlijk Jan veel te laat. Op een bepaald moment hou je rekening met ’t late gedrag van andere mensen, vooral als je zelf altijd ruim op tijd aanwezig bent. Altijd dient voor dat soort situaties een boek in de bagage meegenomen te worden. Wat heb je echter aan een boek als je geen comfortabele plek hebt om ’t boek te kunnen lezen?
Om de caravan heen lagen overal dikke plakkaten van schapenschijt. Zorgvuldig moest je je stappen plannen om niet tot aan je enkels er in weg te zakken. Er was nergens een plek om te gaan zitten behalve aan ’t hek. ’t Hek dat de schapen in hun graasweide moest houden. Maar ook die zat onder de strond. Van vogels in dit geval. Kluten waarschijnlijk. Of anders meeuwen, want ook die waren ruim vertegenwoordigd in dit natuurgebiedje. Ze lieten in ieder geval zeer luid van zich horen.

Ik inspecteerde de omgeving. Stelde me op de hoogte van de hoeveelheid plakkaten & waar ze gesitueerd waren. Liep naar de uiterste punten van ’t gebied dat begaanbaar was rondom de caravan. Keek naar de zenuwachtig rondvliegende, toezicht houdende kluten & de lawaaierige meeuwen. & Ik bewonderde ’t uitzicht richting dijk.
Die moest beklommen worden, besloot ik op een gegeven moment. Ik moest ‘ns gaan bekijken hoe de zee er uitzag vanaf dit punt van de kuststrook. Den Helder kende ik ondertussen, enkele kms strand daar zuidwaarts van ook wel, maar ik kon me niet herinneren, of slechts vaag, ooit voet gezet te hebben op de Hondsbosse Zeewering.
‘Waarom heette ’t eigenlijk zo?’ vroeg ik me af. Misschien dat ik dat te weten kwam zogauw ik de dijk wat dichter benaderde.

De route om de weilanden heen leek een te grote omweg, ook al zou ik op de fiets gaan. ’t Was hemelsbreed over ’t graasland van de schapen immers slechts 500 meter. Ik kon ’t beter lopen, want met de fiets zou ik onderaan de dijk waarschijnlijk ook geen raad weten. Zonder slot om ’t ergens aan vast te maken.
Ik besloot tussen de schapen door een wandeling richting dijk te maken, & wipte over ’t hek. Meteen m’n handen onder de vogelpoep, die ik poogde af te smeren aan pollen gras.

De schapen keken me van een afstand al nieuwsgierig aan.
‘Hé, jullie zijn geen koeien,’ dacht ik, ‘koeien horen nieuwsgierig te zijn, schapen niet.’
Ik was een waar natuurmens, zo voelde ik me, vooral met deze wetenschap in m’n achterhoofd & ik stapte weer ijverig verder tussen de vlaaien door. Daartoe moest ik af & toe flink m’n voeten optillen of een ferme sprong opzij maken. De schapen volgden nog steeds nieuwsgierig m’n manoeuvres. Ze waren blijkbaar benieuwd of ik hun opgelegde blokkades zou kunnen omzeilen.

Ja, altijd al wantrouwend tegenover de dierenwereld gestaan. Ik was zeker wantrouwend tegenover de dierenwereld die me met opengesperde ogen zat aan te staren. Van een afstand van 100 meter. Waarbij de kudde’s volledige opengesperdheid inmiddels op mij gericht was.
Niet alleen de ogen waren op een gegeven moment op mij gericht: alle schapenlichamen stonden in mijn richting. De schaap die de spreekwoordelijke dam slechtte deed een stapje naar voren. De rest volgde z’n voorbeeld. Nog een stapje, & nog een stap. Allengs werden de stappen van de voorste schapen groter & door een groter gedeelte van de groep nagevolgd.

Ik huiverde voor een kort moment. Zou ik wel doorgaan naar een groep schapen die en masse mijn kant op leek te komen? Was ’t niet beter ff stil te staan om te kijken wat de schapen van plan waren?
Maar veel tijd had ik niet om daar over na te denken. De voorste schapen zetten ’t al op een rennen. Enthousiast kwamen ze me tegemoet. In zoverre ik een kudde van meer dan 200 eenheden schaap enthousiasme kan toedichten. ’t Was eerder een golvende wollen zee die mij tegemoet trad. In volle vaart op ’t moment dat ik besloot geen deel van deze golfslag te willen uitmaken.
Ik rende voor m’n leven, ik zou overspoeld worden door een zee van schapen die zich als een vloedgolf mijn kant op spoedde. Ik sprong van graspol op graspol, ondertussen pogingen ondernemend zomin mogelijk bruin goed aan m’n broek & schoenen mee te nemen. Af & toe achterom kijkend, om te constateren dat schapen zich veel sneller over weilanden kunnen voortbewegen dan een mens.

Ik klom over ’t hek, verwijderde aldus weer wat vogelstront, & keek achterom naar de schapen die smeekten om voer van hun boer. Maar dat durfde ik pas een ½ uur later zo uit te leggen. Toen er ruimschoots xtra voedsel gedropt werd voor de hongerige schare schapen.

Ik zat tijdens de voedering inmiddels veilig in de caravan. Ik keek door ’t raam met de verrekijker van m’n broer naar de dijk in de verte. Mooi uitzicht. Meer hoefde ik niet te zien.

De zee is toch altijd ’tzelfde in Zijperspace.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *