koffie

‘Niek, loop jij even met Ton mee,’ zei m’n moeder, ‘dan haal ik ondertussen koffie.’
Ze maakte de ingehaakte arm los. Probeerde ‘m over te geven.
Ik stond er onhandig bij. Ik was niet gewend m’n vader te begeleiden. Ik wilde z’n arm net zo laten inhaken als m’n moeder ’t gewoon was, maar ’t leek alsof ’t bij mij niet wilde passen. Ongemakkelijk pakte ik z’n hand vast. M’n moeder ging naar ’t zelfbedieningsbuffet.
Pa & ik liepen naar ’t tafeltje met de 3 stoelen in de hal. Ik trok ‘m een beetje mee. Voordat-ie eraan dacht dat m’n moeder ook mee moest. Hij leunde al schuin achterover, maar dat kon ook z’n afwijking naar links zijn.
(‘We hebben ‘m gister vroeg op laten staan,’ had de verpleegster gezegd, ‘misschien dat ’t daaraan ligt dat-ie vandaag zo moe is. Maar hij hangt inderdaad weer heel erg naar links. Vooral nu hij in z’n stoel in slaap is gevallen.’
& M’n moeder vertelde me even later dat een neuroloog langs zou komen. Ze hadden haar daarvan op de hoogte gebracht. Ze was akkoord gegaan. Maar niks meer gehoord over wanneer de man nou zou komen.
‘Dan weet je ook de hele tijd niet waar die afwijking naar links nou aan ligt,’ zei ze.
‘Maar ’t ligt toch zowiezo aan Parkinson?’ zei ik.)
’t Was slechts 15 meter. Even de hoek om & dan door de gang naar ’t tafeltje. Een kruispunt langs, waar rolstoelen, bewoners & personeel af & aan gingen. Maar op ’t moment dat wij passeerden was er toevallig geen verkeer.
Ik hield de hand van m’n vader vast & probeerde er niet aan te denken. Ik wilde niet weten hoe lang geleden ’t was dat de rollen omgedraaid waren. Dat ik me veilig in zijn omvattende handen waande. Ons voortbewegend door een drukke winkelstraat in den vreemde.
& Door de poging ’t weg te drukken dacht ik er aan. Ik was ook al bijna een kop groter dan hij, bedacht ik me; hij krimpt.
We kwamen bij de bewuste tafel aan.
‘Wil jij hier zitten, Pa?’ terwijl ik ‘m naar de 1e de beste stoel manoeuvreerde.
Hij keek over z’n schouder. Waar Ma bleef. Maar ondertussen schuifelde hij toch naar de plek waar-ie zodirect zou gaan zitten. Ik had de stoel even aan de kant geschoven, zodat-ie erbij kon.
‘Blijf staan,’ zei ik, ‘dan schuif ik de stoel gewoon onder je gat.’
Maar nog ging ’t moeizaam.
‘Ja, ga nu maar zitten.’
Ma kwam er ook aan. We zaten nog maar net. 2 Koffie & 1 thee, met een gevulde koek. Die laatste deelden ze altijd.
‘Wil jij ook een stukje?’
‘Nee,’ antwoordde ik, ‘ik heb net in de trein gegeten.
M’n moeder zei passanten gedag.
‘Is dat 1 van die dokters?’ vroeg ik.
‘Nee, ik ken ‘m niet,’ zei m’n moeder. ‘Maar hij heeft wel iets dokterigs.’
Ze gaf onderwijl ’t bakje koffie aan m’n vader. Die pakte ’t met beide handen aan & bracht ’t voorzichtig naar z’n mond.
Er kwam een verpleegster voorbij. Ze keek ons vriendelijk aan & zei gedag.
‘Ken je ook niet?’ vroeg ik
‘Nee. Iedereen zegt elkaar hier gedag.’
‘’t Is ook net een dorp,’ zei ik.
‘Ja, maar dan een treurig dorp,’ zei m’n moeder.
‘Ja, da’s misschien wel waar.’
M’n vader haalde iets van z’n trui. Alsof er een pluisje zat. Hij hield ’t tussen z’n vingers & bestudeerde ‘t. Wij zagen niks.
‘Dat is weer 1 van die waanbeelden,’ zei m’n moeder. ‘Dan ziet-ie weer dingen.’
M’n vader keek op. Vragend naar m’n moeder.
‘’t Gaat niet zo goed met Wil,’ zei ze, wat luider nu.

Zijn we gebleven waar we gister begonnen zijn in Zijperspace.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *