krassers

‘Er is zo weinig werkelijkheid dat maar liefst zo’n twee miljoen mensen in Amerika, de zogenaamde ‘cutters’ (voornamelijk vrouwen) zichzelf met scheermesjes te lijf gaan om nog maar iets werkelijks te voelen.’

Lees ik in ‘Nestor’ van L.H. Wiener. & Hij heeft die uitspraak weer van Carel Peeters. Geciteerd uit een artikel in VN van 8 december 2001.

Die ‘cutters’ worden op z’n nederlands ‘krassers’ genoemd. Zo noemen zij zichzelf in ieder geval, of laten zich zo noemen.
Weet ik zelf ook nog niet zo lang. Nog maar kort eigenlijk. ’t Werd me door iemand toegefluisterd die zichzelf ook wel ‘ns bewerkte. Ik zat met open mond. Luisterend; ik luisterde alleen maar.

Nou ja, ik luisterde niet alleen, ik dacht ook terug aan toen. & Momenteel denk ik aan ’t duitse meisje dat een ½ jaar geleden voor me stond met een linkerarm ingericht als scheermessenslijpmachine. Alleen haar linkerarm. Maar dan van boven naar beneden. Scheermessen. Dat kon je zien aan de lengte van de sneeën: ong 3 cm elk. Horizontaal & verticaal.

Mirjam nam me mee naar buiten, buiten school, weg van ’t schoolfeest. Ik moest wel mee. Ze huilde. Ze kwam er niet meer uit. Ze ademde, maar ’t ademen leek niet meer op ademen. Meer op een vuurtoren met geluid, of een brandweerwagen op nivo 1 van m’n versterker. Zacht, maar doordringend evengoed. Alarmfase in de centrale aan de andere kant van de stad. Hier diepdoordringende werkelijkheid.

Ik kon best wel goed praten. Iedereen kon ’t met me vinden. Ton was er immers altijd, Ton was immers altijd bereid tot een praatje. Ton die ouwehoerde de loshangende stukjes wel aan elkaar. Deed ’t pijn dan voegde ik een zalvend zacht stukje toe aan de conversatie, anders wel een schaterlach.

Met Mirjam lukte dat niet altijd even goed. Daarom vond ze me misschien nog wel aardiger. Daarom werd ze misschien ook niet verliefd, niet daadwerkelijk verliefd op me. & Misschien zat ik daarom wel veel te lang te wachten tot zij dat nou uiteindelijk wel ‘ns werd. Kom op, hoe vaak kom je nog zulke lieve aardige jongens tegen als ik?
Maar ik kreeg geen antwoord, omdat ik zo aardig was die vraag niet te stellen.

Ik moest kijken, buiten. Kijken naar haar armen. Ik moest zien. Ik moest zien wat voor leed er in dat lichaam zich afspeelde. Begrijpen dat ’t leed in dat lichaam zich wilde vertalen als krassen in haar armen.
& Ik ging begrijpen. Vooral begrijpen. Begrijpt u wel wat begrijpen is? Begrijpen begrijpen?

Ik ook niet. Ik deed maar wat. Ik keek naar de krassen & zei dat ’t toch echt niet kon wat ze deed. Dat ik toch van haar hield. Daarom was er al een reden om ’t niet te doen. Dat krassen, waarvan ’t woord nog niet bestond. Ik omhelsde haar teder & liet me door haar afschudden. Teder. & Ruw. Ik benaderde haar. Ik liet me wegduwen. Ik pakte haar polsen beet.
& Ik zei: ‘Van mij mag je ’t doen. Ook al wil ik ’t niet. Als je maar wel weet dat ik van je houd.’

Goh, zoveel heeft een vrouw nog niet opofferend van mij gehouden. Kwam ik later achter. Zoals ik al zei: ik deed maar wat.

Ze zwoegde & steunde, ze huilde & ze legde me uit hoe ’t krassen ging. Niet met scheermesjes, maar met veiligheidsspelden. Hoe ze ’t nu dwars had gedaan, maar dat ze zo’n zin had om ’t in de lengte te doen.

& Nu? Als ik dat duitse meisje weer voor me krijg?
Ik kijk niet. Ik kijk niet als zij kijkt. Ik bewonder haar zonder met m’n wenkbrauwen te trekken. Ik tel de japen zonder de tel bij te houden. Ik denk aan Mirjam, zonder. Gewoon, zonder.
& ’t Duitse meisje staat daar. Te wachten totdat Mirjam komt.

Zijperspace is al oud, werkelijk.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *