kroontjes

Ik zag een stelletje mensen met kleurige hoofddeksels op ’t Museumplein zitten. Bovenop een monument. Dat kon m’n broer niet zijn. Daarvoor was de groep naar mijn idee te groot. Bovendien leken ze een picknick in de vroege lentezon te houden, met mutsjes op. Ik pakte m’n mobiel om m’n broer te vragen waar ze zich ong bevonden. Er werd gezwaaid vanuit de groep op ’t monument.
‘Hoi, Ton.’
‘Wat hebben jullie een maffe petjes op,’ zei ik tegen de jarigen.
Ze gaven me de fles wijn aan nadat ik iedereen gefeliciteerd had.

‘Mag ik je fiets misschien even lenen?’ vroeg Remco. ‘Ik moet even naar een drogisterij.’
Een korte vragende blik liet ik mezelf toe.
‘Hier, heb je ook de sleutels,’ zei ik, ‘lijkt me wel belangrijk, hier in Amsterdam.’
‘Wat ga je doen?’ vroeg Quint met de fles wijn in z’n hand. ‘Ga je bier halen?’
‘Ik moet even wat kopen bij een drogisterij,’ zei Remco.
‘Hij heeft Sperti nodig,’ grapte ik.
‘Zoiets,’ zei Remco.
‘Oh, hij heeft vast weer diarree,’ zei Jacco, toen Remco wegfietste.
‘Verdorie, stom dat ik de kurk heb weggegooid,’ zei Quint.

‘Waren ze bij ’t Van Gogh-museum blij dat jullie jarig waren?’ vroeg ik.
‘Ik ging er vantevoren vanuit van wel,’ zei Quint, ‘we hadden allemaal slingers om onze nek.’
‘& Die stomme kartonnen kroontjes op,’ vulde ik aan.
Quint liet zich niet van de wijs brengen.
‘We mochten er inderdaad gratis in. Maar van Gogh kwam ons nogeneens feliciteren. Dus dat hebben we ook niet andersom gedaan.’

We wachtten op Remco. We wilden verder.
‘Als jullie nou alvast naar die kroeg lopen, dan wacht ik wel op m’n fiets,’ stelde ik voor.
Iedereen bleef staan.
‘We gaan hier niet naar binnen,’zei Quint, wijzend naar ’t café Cobra op ’t Museumplein, om de discussie met Ilse te beëindigen. ‘Als we nou alvast doorlopen naar café de Doelen, dan belt Remco vanzelf wel als hij ons niet vindt.’
Er was geen beweging. Behalve Shinn dan. Die was nog steeds de duiven aan ’t opjagen.
‘Wie helpt er mee een duif vangen?’ vroeg-ie.
Monique zette haar kroontje wat meer naar achteren & rende met Shinn mee.
‘Jullie kunnen alvast gaan lopen, hoor,’ zei ik. ‘Ik blijf hier wel op Remco wachten.’
Niemand deed iets. De duif werd niet gevangen.
‘Ik vind m’n fiets wel belangrijk,’ zei ik, ‘dus daarom blijf ik wel hier. Als jullie nou doorlopen; ’t is toch zeker meer dan een kwartier lopen. Dan kom ik later wel met Remco.’
De volgende duif was aan de beurt. In de verte zag ik Remco aankomen. In de buurt van ‘t monument waar we vlak daarvoor nog hadden gezeten begon hij naar ons te zoeken.
‘Hoi! Remco!’
Remco zag ons plotseling staan.
De groep zette zich in beweging.

‘Zet nou ‘ns die malle kroontjes af,’ zei ik onderweg.
‘Nee, we zijn jarig,’ was ’t antwoord.
Dus liep ik met 4 kroontjes door Amsterdam. Eigenlijk 5, maar Shinn zat bij me achterop. Bovendien was Shinn nog maar 7. Kinderen mogen kroontjes op hebben. Z’n vader niet.
‘Jullie lijken wel provincialen,’ zei ik.
‘Dat zijn we ook,’ zei Remco.

‘Stond hier vroeger niet een biljart?’ vroeg Quint.
‘Ja, die stond daar,’ wees ik.
‘Dan hebben we 10 jaar geleden hier ook m’n verjaardag gevierd. Met Erik.’
‘Wie is Erik?’ vroeg Monique.
‘Erik is dood,’ antwoordde ik.
‘We hebben hier ook wel ‘ns gezeten met die ex van je,’ zei Quint. ‘Hoe heette ze ook alweer?’
‘Margriet, Tineke, Jacqueline, Mirjam, Pim.’
‘Pim, ja. ‘t Is ook zo moeilijk ze allemaal op te noemen.’
‘Pim is ook dood,’ zei ik, voordat er een vraag gesteld kon worden.

‘Bij de apotheek deden ze de deur pas open toen ze 1st goed gekeken hadden,’ vertelde Remco.
‘Je was toch naar een drogisterij?’ vroegen we.
‘Ja, ik moest de weg vragen aan een oud dametje. Die keek me verschrikt aan. Keek de hele tijd naar boven. Ze heeft me heel omstandig de weg verteld. Toen heb ik ’t bij de Albert Heijn geprobeerd. Bij de deur stonden 2 daklozenkrant-verkopers. Die keken me ook aan. “Zo, je hebt er zin in?” zei 1tje. De ander stond met een flesje bier aan z’n mond. “Ja, hoor,” zei ik, “ik heb er altijd zin in als ik Albert Heijn in ga.”
Ik stond in de rij bij de kassa, toen stonden al die mensen me aan te kijken. Allemaal omhoog, want ik was natuurlijk groter dan hun. Allemaal nakijken ook, natuurlijk. Ik deed net alsof er niks aan de hand was.
Toen kwam ik weer voorbij die 2 mannen bij de ingang. Stonden ze allebei op, ze hielden hun hand op hun borst. Zó.’
Remco deed ’t voor: vuist met de duimkant richting ’t hart, 2 keer kloppen.
‘Zeiden ze: “Blabllablabllaabla.” Of zoiets. & Vervolgens: “Respect.” Keken ze heel vroom bij. Ik liep gewoon door met m’n kroontje.’

In Zijperspace is iedereen de koning te rijk.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *