Lantaarnpaalverhaal

Ik kan overal over schrijven.
Waarom doe je dat dan niet?
Omdat iemand 1st iets tegen me moet zeggen.
Dat je moet schrijven?
Nee, wat ‘t onderwerp moet zijn. Dan gaat m’n hoofd vanzelf wel aan de gang.
& Nu is er een luchtledigheid omdat niemand iets suggereert?
Nou, dat ook weer niet. Als ik iets tegenkom, dan kan ‘t ook zomaar gebeuren dat er als vanzelf een tekst ontstaat. Probleem daarbij is dan vaak dat ik ‘t wel moet onthouden.
Dus je zit op de fiets, komt een lantaarnpaal tegen & je hebt een verhaal dat je thuis weer kwijt bent…
Nou, ‘t is natuurlijk niet alleen de lantaarnpaal. Die lantaarnpaal vraagt ook om een spontane associatie. Bijv dat mijn broer me ooit aan de hand heeft geleid op terugweg van de wekelijkse gymavond bij OKK.
Wat is dat?
Oefening Kweekt Kunst, onze gymvereniging, waar je tegenwoordig turnvereniging zou zeggen. Als ik over dat soort namen als OKK nadenk, waar ik in m’n jeugd doodgewoon mee ben opgegroeid, komen bij mij altijd van die nazi-beelden te boven. Terwijl ik daar doodnormaal in de jaren ’60-’70 met mijn tenger lijfje verpakt stond in een strak gymbroekje met daarboven een dito wit hemd. Hemden, hempjes zeiden wij, droegen we toen ook nog onder onze dagelijkse kleding. Dat kan je je toch niet meer voorstellen in dit t-shirttijdperk waar alleen boven de leeftijd van 75 zo’n wit onderhemd nog usance is.
Niemand gebruikt ‘t woord usance meer voor ‘gewoonte’, Ton. Dat is een woord dat jij, zoals ouden-van-dagen hun onderhemd, uit die tijd hebt meegenomen.
Maar ‘t is wel een mooi woord.
Ja, & die bruinversleten hemden van oude mannetjes ook. Wat was er nou met die lantaarnpaal? Die bestaan nog steeds & ik begrijp je als je dat woord gebruikt.
Oja! We speelden blindemannetje. Waarbij we ieder de helft van de weg van OKK..
Oefening Kweekt Kunst.
Ja, dat weet ik; heb ik je net verteld. Ieder de helft van de weg speelden we blind & de ander moest dan je hand vast houden voor ‘t geval dat je iets te veel afweek van ‘t pad.
Spannend.
Nou, ‘t was helemaal mijn bedoeling niet om ‘t spannend te maken. Ik wilde gewoon eens meemaken wat ‘t was om blind te zijn. Daar had ik ‘t voor verzonnen. & Carel vond ‘t een goed idee.
Ok, niet spannend. Vertaal maar een ander lantaarnpaalverhaal.
Nee, ik ben nog niet klaar. Ik loop nog geen 100 meter, nou ja, 100 meter… Misschien verzin ik dat nu wel. Ik was toen klein, zo’n 8 jaar, denk ik.
Toch zou ik graag een ander lantaarnpaalverhaal horen. Of maak ‘t anders korter.
Goed.
Dus?
Na 100 meter stoot ik keihard m’n hoofd! Ik dacht dat ik een bloedneus had. Maar kon 1st niets zien van de klap. Misschien was er ook bloed. Ja, er was bloed, want ik moest thuis een tijdlang m’n neus dichtgeknepen houden. & Carel lachen. ‘Ik vond ‘t al niet zo’n goed idee,’ hikt hij tussen mijn bloeddruppels door. ”t Was een hartstikke goed idee,’ stuiter ik door de pijn heen. ‘Hoe kan ik nou tegen die paal aan lopen?’ ‘Omdat we blindemannetjes speelden.’ ‘Ja, maar jij kon toch zien waar we liepen?’ ‘Huh? Ik had toch m’n ogen dicht?’ ‘Nee, ík had m’n ogen dicht, want ik had ‘t verzonnen.’ ‘Ja, maar jij verzint altijd alles, dus vond ik dat ik nou eens een keer mocht beginnen.’ ‘Maar dan had je dat toch moeten zeggen?’ ‘Ja, maar dat doen we altijd zo, jij verzint alles, mag daarom beginnen & daar ben ik ‘t niet mee eens & daarom begin ik uiteindelijk altijd.’
Oja, dat is een soortement ontluikende democratie voor 2 personen.
Carel mocht altijd beginnen omdat-ie de oudste was. Ik geloof dat ik daar rekening mee had moeten houden. Of anders had ik moeten stoppen met nieuwe spelletjes verzinnen.

Geen broers in de buurt van ‘t rijk-alleentje Zijperspace.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *