lawaai

Ik zit achter m’n comp als ik gegil hoor. Voor de 1e keer. Ik ga voor ’t raam staan. In gedachten over ’t geluid. & Dat waar ik mee bezig was tegelijk.
Nog een gil.
Een vrouw. Da’s duidelijk. ’t Duurt lang. Totale paniek. Ik trek me maar weer terug achter m’n comp. Dit is een geluid dat niet te bereiken is vanuit hier.
’t Is even stil.
Dan opnieuw.
Ik sta weer op. M’n achterburen gaan ook op hun balkon staan. Ik zie aan hun gezichten dat ’t gegil van enkele deuren naast mij komt. Zij kijken naar ‘t huis. Ik doe de deuren open. Nieuwsgierigheid. Onrust.
M’n buren praten met enkele deuren ernaast. Een vrouwenstem van over de 50. Ik kan haar niet zien, ze is achter de bomen. Maar ik hoor haar praten.
‘Ik weet niet welk nr ’t is,’ hoor ik.
Ze blijven praten. De buurman keert z’n hoofd naar mij.
‘Weet jij wat er aan de hand is?’
‘Nee.’
& Even later voeg ik toe: ‘Ik hoorde alleen maar gegil. Ik woon op 166. & Zij enkele deuren verder.’
&: ‘Wat is er gebeurd?’
‘Die buurvrouw zegt dat er een vrouw voor ’t raam stond & dat een man met een stok op haar zat in te rammen.’
Ik ril.
Ik denk: bel de politie.
& Ga naar binnen. Weer achter m’n comp.

Voor de winkel lopen enkele keren lawaaierige junkies langs. Steeds word ik gestoord. Ze zijn te luidruchtig.
Ik help een klant & zij maken weer ruzie. Nu aan de overkant van de straat. Ze lopen achter elkaar aan. 1 Trekt aan de ander z’n jas. De ander maakt een gebaar van je begrijpt ’t niet. & Kwaad. Ik heb nog veel handel. Dat allemaal in 1 blik.
Ik denk: rot op.
Ze komen nog een keer voorbij. Ik heb geen klanten ditmaal. Ik sta uit te rusten van te weinig slaap. Als ik ze hoor aankomen, ga ik in de deuropening staan. Dan kan ik ze laten weten dat ’t afgelopen moet zijn.
Maar ze lopen door. Te snel & te weinig erg van de irritatie van andere mensen op straat. Ze gaan weer naar de overkant.
Nog 1 keer, denk ik, & ik grijp ze bij hun kladden. Ondertussen rent de 1 achter de ander aan. Paniek. Waarschijnlijk ½ bedrogen.
Goed dat ik er niet naast sta. Voor allebei goed.
Zeker voor mij, besef ik me een minuut later. Je weet niet wat er kan gebeuren.

Ik praat met Rufus & Sigrid. Over van alles. Ik kan over van alles praten, want ’t werk is voorbij & ’t bier loopt gestaag m’n lichaam in.
‘1 Keer was ik heel kwaad op Sigrid,’ vertelt Rufus.
‘Waarom?’ vraag ik, terwijl ik de vragende blik naar Sigrid kijk.
‘Ik moest wegblijven,’ zegt Sigrid.
‘Ja,’ zegt Rufus, ‘we hadden afgesproken dat zij niet zou komen.’
‘Oja,’ zeg ik begrijpend, want ik begrijp op dit moment alles.
‘Ja, nee, ja, echt,’ zegt Rufus, zoals slechts een mens z’n eigen twijfel kan weergeven in 1 zin, ‘Ik had haar gezegd dat ze niet moest komen. & Toen kwam ze toch. Hier. Toen heb ik haar weggestuurd. Alle mensen keken.’
‘Stond ik achter de bar?’ vraag ik.
‘Ja,’ zeggen Rufus & Sigrid tegelijk.
‘Maar ’t was heel druk,’ vult Rufus aan.
‘’t Maakte best wel veel lawaai,’ zegt Sigrid, ‘er waren mensen die Rufus weg wilden slepen.’
‘Ik heb er niks van gemerkt,’ zeg ik.
‘’t Was druk,’ herhalen ze.
‘Maar goed ook voor Rufus,’ zeg ik, ‘want die had nooit meer teruggekomen.’
‘Nee, dan had ik van jou vast niet meer terug mogen komen.’
‘Want dan reageer ik impulsief. Dan was Rufus niet meer welkom geweest.’
‘Ja, maar goed ook dat je niks door had. Want jij doet zoiets.’

Zijperspace bestaat uit louter hypotheses.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *