lente-seizoen

Voor mij is ’t seizoen weer begonnen. De deuren gaan open, de isolatie wordt verbroken, contact met de buitenwereld wordt weer gemaakt, ik ga wat vaker de deur uit, wat tegelijkertijd betekent dat iedereen zomaar binnenkomen kan. ’t Kluizenaarsbestaan wordt voor een langere periode aan de kant geschoven & de beesten willen dat maar wat graag onder m’n neus wrijven.
Ik durf nog niet te denken aan lange wandelingen door weilanden die door de boer volgepropt zijn met koeien, schapen & paarden; ik moet niet bij voorbaat al een nachtmerrie creëren voor een vakantie die nog ver in ’t verschiet ligt. Ik hoef nog niet ’t beeld van traag rondkijkende koeienkoppen voor de geest te halen, die nietszeggend afwachtend lui voor zich uit staren, waarbij er in hun achterhoofd een signaaltje van de oogzenuwen naar de buitenste regionen van hun hersenen gestuurd wordt, om nog iets van verwondering over mijn verschijning in hun graasland te veroorzaken: een rugzak met slechts 2 pootjes! Waarbij ’t pas op ’t laatste moment in hun botte hersens doordringt dat ik wil passeren, dat ik mensachtig dus bedreigend ben, dat ’t koeienlichaam daarvoor ontzag moet hebben & enkele stapjes ruimte moet maken, dat daartoe de pootjes bewogen dienen te worden.
Kortom: ik moet nog niet fantaseren over koeien die plots de koenheid gevonden hebben & doodgemoedereerd blijven staan, om uiteindelijk in de grote, dwarse, onverwachte, onbesuisde, levensgevaarlijke tegenaanval van de koe op de mens uit te barsten. Ik moet niet denken dat een koe op de mensheid wraak wil nemen op ’t moment dat ik kalmpjes & van niets bewust (maar o zo bang) ’t weiland in kom stappen.
Maar tegelijkertijd ben ik me wel degelijk bewust van akelig jeukende plekken op m’n arm, m’n schouderblad, m’n rechterbovenbeen & m’n linkerheup. Elke keer als een nagel er over strijkt doet ’t me terdege beseffen dat een afschuwelijk beest mijn territorium is binnengeslopen, zonder mij daarvan te verwittigen. Waarbij ik ditmaal bedoel: een mug maakt normaliter toch ook lawaai als hij des nachts van plan is wat meer reliëf in ’t mensenlichaam te bewerkstelligen.
Die afwezigheid van geluid, dat akelig zoemen, brommen, ronken, waarbij je de mug vanzelf kan verwachten, ’t licht kan aandoen om de jacht te openen; die afwezigheid zorgt voor bange vermoedens. Vooral ook omdat de bulten anders jeuken (’t is geen jeukjeuk, maar eerder jeukpijnjeuk, daar ergens in ’t midden zit een pit die ’t stukje jeuk met ’t andere stukje jeuk verbindt, wat doet vermoeden dat ’t niet des mugs is), ’t broedseizoen voor de mug nog niet aangebroken is, & er bovenal nog niets is waargenomen dat aanwezigheid van insekten in huis aantoont. & Toch zijn die bulten er. Een onzichtbaar angstwekkend monster moet mijn huis zijn binnengeslopen.
Of die spin die plots kruipend langs de douchemuur m’n rust kwam verstoren. Tot dan stond ik slechts verbaasd over de ingewikkelde structuur van de draden in ’t roostertje bij de ventilatieklep. Daarbij vooral de gedachte aan ’t beest dat in staat was iets dergelijks te bouwen vermijdend.
Of de pad, die toch echt in de kelder had gezeten, maar toen mijn broer, mijn verschrikkelijk dappere broer, die toevallig ‘ns op visite was & iets op moest knappen in die kelder; toen dus mijn broer op mijn aanwijzingen de kelder op pad’s aanwezigheid ging controleren slechts een zwarte vlek op de cementen vloer kon vinden. Hoewel ik nog steeds vermoed dat ik die zwarte plek er zelf bij voorgesteld heb, bij afwezigheid van dat levensgevaarlijke kleinood op ’t moment dat ik ooggetuige van de constatering van m’n broer moest zijn.
Of de pissebed, onschuldig in ’t afvalbakje aan de rand van de wasbak bivakkerend op ’t moment dat ik de grote schoonmaak van plan was. Daarvan werd alras afgezien, want de hete straal was beter bestemd voor ’t verschrompelen van ’t afschuwelijk gevaarlijke gedrocht, dat ’t vast op mijn leven had gemunt.
Oh, had God, onze lieve heer, de lente & zomer maar volgestopt met leuk fladderende vlindertjes, kleurrijk & vrolijk, met flierefluitende vogeltjes & onschuldige bromvliegjes, zoemend je oor kietelend, & desnoods zo af & toe een kat die met gemak uit de tuin verjaagd kan worden dmv een ver reikende plantenspuit.
& Dan ’s winters, te beginnen in ’t vervelend natte herfstig seizoen, zou hij de akelige verschijningen van de dierenwereld los kunnen laten. Ik zou me dan veilig weten in een hermetisch gesloten huis.

Wanneer de kou buiten gehouden wordt is ’t veilig in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *