lichaamstaal

Soms krijg ik dan een meeltje binnen. Hoe of ’t met me gaat.
Ik geef antwoord.
Een kort verhaaltje.
Maar eigenlijk weet ik ’t niet.
Luister naar je lichaam, zei m’n baas.
Nou, daar ben ik druk mee bezig, maar af & toe zegt-ie niks. Of ’t is dat ik hardhorend ben. Luisteren is zowiezo niet m’n sterkste kant. Ik hoorde evengoed wel wat hij zei. M’n baas dan.
Ik voel ’t vooral in m’n borstkas bonken. Dat ’t dekbed 10 cm opwipt. & Ik maar net doen of er niets aan de hand is. Ik leg m’n hand er op & tel lekker mee. Jammer dat er geen secondewijzer op m’n wekker zit.
Daarom doe ik ’t tellen maar overdag, voor de computer.
Dan roetsj ik de startbalk uit, druk de ‘i’ op ’t toetsenbord in, vervolgens enter, dan ‘d’ & nog ‘ns enter.
Ik houd m’n schildklier vast tussen duim & wijsvinger & houd ijverig ’t gebonk & de wijzer in de gaten. Daarbij moet ik m’n neus een stukje omhoog doen, waardoor ik gelijktijdig m’n houding vanwege m’n rug weer dien te corrigeren, m’n kin daarom ín & m’n schouders iets naar achteren. Doe ik nog iets aan m’n spieren, denk ik dan.
Ach ja, die spieren.
‘Kan je ’t zien?’ vroeg ik Roswitha.
Ik hield m’n arm voor. M’n rechter. Daar zet ik doorgaans de meeste kracht mee.
Kratjes sjouwen. Fusten ook.
‘Wat?’ reageerde zij.
‘Hmm,’ gebaarde ik met m’n mond. ‘Mmm.’
Ik zette m’n spieren onder druk. Deed alsof de druk m’n mond snoerde. M’n hoofd liep rood aan. Nog een oude truc.
Tenminste, dat zou dus gebeuren onder normale omstandigheden. Dit zijn geen normale omstandigheden.
‘Zie je ’t dan niet?’
Ze keek nog een keer.
‘M’n spieren zijn veel slapper. Nu al. ’t Begint een beetje te hangen.’
Haar neus kwam dichterbij. Ze wilde ’t echt zien. Ze wilde zien wat ik zag. Lieve meid.
‘Bij m’n rechter is ’t minder erg dan bij m’n linker.’
Ze houdt me in de gaten. Daar is ze voor. Ze knikt & ze controleert. Maar ze luistert vooral.
Gisteravond zei ik over de telefoon, nadat we al een heel gesprek hadden gehad: ‘Maar daarvoor bel ik eigenlijk niet.’
Dan komt de rest, hè, moet zij dan waarschijnlijk denken.
‘Nee,’ ging ik verder.
M’n stem ging gelijk een toonaard lager. M’n schouders zakten, wat zij weliswaar niet kon zien, & m’n billen schoven iets naar voren op de bureaustoel. Hangen in een serieuze toon.
‘Nee,’ zeg ik dus, ‘ik had vanochtend last van m’n ogen.’
Ja, dan begin je dus automatisch te overdrijven. ’t Was er nl maar 1. Maar hoe kan je anders iets beeldend maken? 1 Is niks. Dan kan je beter meteen aan beide ogen verlamd zijn.
Daar ga ik weer.
‘Nee, jeuk,’ ging ik verder. ‘Vooral aan m’n linker.’
’t Zou wel niks zijn. ’t Was wel een verschijnsel, zei ze, maar ’t zou wel niks zijn. Niet alles is jouw ziekte.
& Nadat we kusjes, telefoonkusjes hadden uitgewisseld, van ‘Ja, jij ook heel veel kusjes’, ‘& Nou moet jij ophangen’, ‘Ja, ik hou niet van dat ophanggeluid’, ‘Hang dan op’, ‘Ok, kusjes, meneertje’, ‘Ja, mevrouwtje, jij ook heel veel kusjes’, ‘Dag’, ‘Daaag’; nadat we dus telefoonkusjes hadden uitgewisseld, ging ik voor de spiegel staan. Ik helde met m’n hoofd achterover. & Toen wist ik ’t zeker. Dan kan je nl ’t beste de bolling zien.
Nog maar niet meteen vertellen aan mevrouwtje.

Ooit ga ik dood, ook al zou Zijperspace eeuwig blijven.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *