lunch

Ik hield niet van brood. Met moeite kreeg ik ‘t door m’n keel. ‘s Ochtends vroeg ging ‘t nog, hongerig zat ik aan de ontbijttafel, onderwijl de boterhammen smerend voor naar school. 2 Bakken thee spoelden ‘t saaie stuk eten door. Dan hoefde ik niet te veel te kauwen. Liever at ik 3 keer op een dag een warme maaltijd, dat leek me ‘t paradijs: een wereld zonder brood & alle dagen boerenkool of nassi. Met een kuiltje jus, of in ‘t andere geval een drupje ketjap. Vaag kon ik me nog de tijd herinneren dat we tussen de middag een warme maaltijd voorgeschoteld kregen. M’n vader kwam toen nog tussen de lessen door thuis. De oudste broers werden als 1-en met een broodtrommel naar school gestuurd. Wij volgden niet veel later. Nederland was een land van boterhammen geworden. Onze grote helden aten voortaan pindakaas.

Ik kreeg ‘t niet voor elkaar, dagelijks 4 boterhammen met kaas, soms ham, lever- dan wel metworst. ‘t Beleg had bij mij z’n seizoenen. Wekenlang wilde ik niets anders dan worst, plots had ik daar genoeg van, waarna enkele maanden kaas met een likje mosterd op de boterham werd gelegd. De gehaktbal heb ik lange tijd volgehouden, was ik weliswaar afhankelijk van de restanten van de avondmaaltijd de dag ervoor, maar ‘t bracht de noodzakelijke variatie in m’n lunch. Die boterhammen wilde ik nog wel opeten. Meestal vond ik de pennywafel of de jodenkoek die ze op school verkochten interessanter. Ze hebben ook nog een periode negerzoenen verkocht. Totale verslaving betekende dat, ten koste van de broodjes die ik met tegenzin aan de ontbijttafel in elkaar had geflanst. Die bleven in m’n schooltas zitten.
M’n moeder mocht ‘t plastic zakje met de overblijfselen van ‘t brood niet ontdekken. Ze lagen onderin m’n tas, een oerdegelijke schooltas, zoals slechts leerlingen van de 1e met zich meezeulden. Ik probeerde ‘t brood voorzichtig in een hoekje van de boeken te stoppen. In de 1e klas werd er echter altijd fanatiek gesmeten met de schooltassen, waardoor de broodjes door de schoolboeken werden weggedrukt. Mijn vader had aan ‘t begin van ‘t schooljaar al m’n boeken geplastificeerd. Ik was de enige in de klas die de originele kaften van de schoolboeken kon tonen. De rest had ze ingepakt in papier, ik had doorzichtig plastic eromheen zitten. Met soms een restantje brood er aan vastgeplakt. Angstvallig liet ik nl de boterhamzakjes zitten waar ik ze in 1e instantie had gestopt, geleidelijk aan een stapel vormend naast mijn boeken van niet geconsumeerde middagmalen.
Ik was paranoia. Ik wilde niet dat m’n moeder zou ontdekken dat ik m’n boterhammen niet opat. Ik moest ze ergens weggooien, maar dan wel zo dat m’n moeder ze niet zou kunnen ontdekken. Dus niet thuis in de vuilnisbak, waar m’n moeder regelmatig keukenafval in dumpte. Zeker ook niet in de prullenbak op m’n kamer, want m’n moeder was degene die die leegde. Ik durfde ‘t ook niet altijd op school achter te laten, uit angst dat m’n broer me in de gaten hield.
Ze bleven zitten.
Totdat m’n moeder tijdens de herfstvakantie aan de grote schoonmaakaktie van mijn kamer begon. Alle speelgoed moest aan de kant, schoolboeken op een stapel op ‘t buro, kinderen de deur uit & m’n moeder begon te stoffen. Alle hoeken & gaten. Ook die van m’n schooltas. Waar toch zeker 5 zakjes tot blauw schimmel bedorven voer in zaten. Plat, smeuïg, wee ruikend, met zo af & toe een vleugje geel erdoorheen schijnend.
Moest ze maar van mijn spullen afblijven, zei ik toen ik weer thuis kwam & haar woedend aantrof.

Zijperspace is groot geworden dankzij pennywafels & jodenkoeken, met een enkele keer een zoen van een neger.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *