made

Ik had wel ‘ns gelezen dat ’t gezond zou zijn. Met foto’s erbij van hoe ’t geserveerd kon worden. Of hoe men ’t in bepaalde landen bereidde tot maaltijden als ware ‘t delicatessen. Daar, in landen waar ’t veel warmer is dan hier. Daar waar men somtijds geen ander voedsel had, zo waagde ik te geloven.
’t Staat me ook bij dat ’t wel ‘ns op tv is getoond. Allemaal studenten voedingsleer van een engelse universiteit die exotische producten gingen bereiden. Met beesten waar gewone westerse mensen van gruwelen. Alleen al bij ’t idee dat ze ditmaal door de mond naar binnen moesten. ‘Genoten’ moesten worden.
Sprinkhanen werden toen geïntroduceerd, gefrituurd, of gebakken met een uitje. & Allerlei ander ongedierte. Wat wij nog onder ongedierte verstaan. Allemaal zeer rijk aan voedingsstoffen, zo zeiden de studenten & hun begeleiders. & Volgens degenen die voor de camera durfden te melden dat ze ’t gegeten hadden ook zeker de moeite waard.
’t Zou allemaal wel. Mij werd ’t vooralsnog niet voorgeschoteld, dus ik hoefde me niet druk te maken.

Gister wel. Uit ’t doosje pijnboomzaad, zo’n plastic doorzichtig bakje, een gemakkelijke verpakking voor de turkse winkel om ’t in kleine hoeveelheden aan z’n klanten te slijten, kwam een klein dun wormpje gerold, toen ik van plan was enkele exemplaren van de oorspronkelijke inhoud te gaan aanbakken tbv een te bereiden tapenade. Er volgden er zelfs meer. Ze kronkelden ijverig, schreeuwden, gilden, krakeelden luidruchtig, voor hun doen waarschijnlijk keihard: ‘Ik wil er uit, ik wil er uit!’
Maar dat hoorde ik niet, confuus als ik was dit soort beestjes te mogen aantreffen in mijn eigen huishouden.
’t Was een heel dun pietepeuterig wormpje, dat 1e beestje, alsook degenen die er op volgden. Stuk voor stuk. Wit, met dunne rimpeltjes over ‘t lichaam. Ik kon kop nog kont van elkaar onderscheiden, maar ik geloof dat dit een normaal verschijnsel is bij dieren die een dergelijke vorm aangenomen hebben. Of anders ligt ’t aan ’t feit dat ik met mijn menselijke ogen gewoon ’t voorste noch ‘t achterste weet te duiden. Daar zijn ze wellicht te klein voor, de madeoogjes & de madepoepgaatjes.
Want die conclusie had ik onmiddellijk al getrokken: dit moesten maden zijn.
Veel over gehoord. Sterke verhalen, onsmakelijke verhalen, beeldend vooral ook.

Ik geloof dat Ron me ooit verteld had dat-ie terugkwam van vakantie & ’t verschrikkelijk vond stinken. Dat vertelde hij me lang geleden. Meer dan 15 jaar terug. Maar ik kan me z’n verhaal nog levendig voor de geest halen.
Na lang zoeken & niets vinden besloot-ie ’t gasfornuis maar ‘ns te verplaatsen. Hij kon de bron van de stank daar met z’n reukorgaan lokaliseren. De plak biefstuk, vlak voor de vakantie in alle haast weggeschoten uit de pan & onmiddellijk vergeten vanwege bezigheden die op stapel stonden te gaan plaatsvinden in verre oorden, was veranderd in een woedende witte menigte, wild krioelend op een gigantische hoop leven dat toch echt dood was toen-ie er afscheid van genomen had.
& Ik kon me ‘t beeld maar al te levendig voorstellen. M’n armen kringelden over m’n hoofd, m’n handen in m’n gezicht, voor m’n ogen, krabbend in m’n haar, alsof ik daarmee ’t beeld van de hordes maden kon bezweren.
Die nogeneens aanwezig waren. ’t Was maar een vertelsel van Ron.

Ik had ze dus in m’n steelpannetje rond spartellen. Tevoorschijn getoverd uit ’t bakje van de turk. Wil ik voor de rest niks mee zeggen, niets kwaads over m’n allochtone medemens, maar ’t klinkt zo lekker, dus noem ik ‘t ’t bakje van de turk. Maden uit ’t bakje van de turk. Korte kronkelende witte lichaampjes, genietend van de warme gloed die onder hun ontstond.
Ik vraag me dan af waar ze vandaan komen. Ik weet toch zeker dat ik dat bakje al die tijd afgesloten heb bewaard. Deksel er op, toegedrukt, geen kier mogelijkheid om er in te ontsnappen. Zelfs niet voor een mammamade.
Net als fruitvliegjes. Je laat een flesje bier staan. & Vervolgens weten ze de inhoud als lekker te herkennen & komen ze er in grote getale op af. Vanochtend nog. Er was op m’n werk gedurende de nacht een flesje gebarsten. & In alle donkerte hadden toch een 10-tal fruitvliegen de lekkernij weten te lokaliseren.

Ik heb die tapenade dit keer maar zonder pijnboompitten bereid. Leek me zinvol. Ik wilde niet die extra voedingsstoffen binnenhebben. Hoe luid men vanuit Engeland ook zou beweren over hoe gezond deze maaltijd dan had kunnen zijn. Liever maakte ik een tapenade met slechts olijven, ansjovis, basilicum & peper (ik vergat in alle consternatie ook nog de kappertjes toe te voegen, waar toch geenszins schimmel op was ontstaan, dan wel een ander levend wezen z’n voortbestaan dacht te kunnen garanderen door zich daarop te vestigen).

Daarnaast bevreemdt ’t me dat ik zo zit te rillen van dat kleine beestje. ’t Was dan wel met enkele soortgenoten aanwezig & ze lieten al bewegend merken dat ze daar wel degelijk waren, maar ze waren daar met z’n allen toch vooral bezig heel klein te zijn. Niets vergeleken met ’t sterke, maar ik durf van de volledige waarheid ervan uit te gaan, verhaal van Ron. Slechts een enkele exemplaartje dat toevallig z’n broertje & zusje had meegenomen om ‘ns vrolijk met z’n allen op z’n ‘made’’s te dansen in een hete steelpan. Niets om je ongerust over te maken, bedacht ik me even later.

Nadat geheel Zijperspace gedesinfecteerd was.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *