We zitten in de auto. Dus hebben we ’t over een andere rit. Iets doen noodzaakt praten over soortgelijks doen.
Ed rijdt. Tineke begeleidt. Ik zit achter, net naast de leegte die straks volgeladen moet worden.
‘Ja, de post zat in de naaimachinekist.’
Dat je voor een moment denkt dat je zelf zo’n woord nog nooit in je leven hebt gebruikt, maar dat ’t toch heel normaal is ’t voorbij te horen komen.
& Dat je denkt dat je jezelf niet moet laten afleiden door zulke gedachten: luisteren is ’t devies, zeker in ’t lawaai van auto op de weg.
Verder dus.
‘Maar dat wisten we toen nog niet.’
Ze heeft ’t over ’t einde van haar verblijf in Nijmegen. Dat zij ipv eerder ik voor 2 katten & 2 konijnen moest zorgen.
Ik zie dus meteen een naaimachine op de tafel staan daar. Met kilometers lappen stof die verspreid liggen zodat je niet vanzelfsprekend aan tafel kan eten, maar ruimte moet maken, nee, dat mag jij niet doen, dat doet Tineke, want anders raakt alles in de war, maar denk je: ’t was toch al in de war, nee, zegt Tineke, ’t was niet in de war, alsof ze die gedachte kan lezen, terwijl ik er niet was toen zij er was.
Een naaimachine waar de post in is terecht gekomen. In de kist dus die de naaimachine veilig vervoerbaar moest maken.
‘Ze belde er over,’ gaat ’t gewoon verder, alsof bovenstaande niet bedacht is ondertussen, ‘of de post misschien in de bagage terecht was gekomen.’
Dus werd alles overhoop gehaald. Ook in Nijmegen. Maar er werd niets gevonden. Berichtjes werden heen & weer gezonden om elkaar op de hoogte van de voortdurende vermissing te brengen.
Ik vertel ’t maar niet letterlijk, want sommige woorden zou ik er dan bij moeten verzinnen, door de onverstaanbaarheid van enkele in ’t snelwegrumoer.
‘Toen dachten we: dan kan ’t nog maar op 1 plek liggen: in de naaimachinekist.’
Nou, daar lag ’t dus. Niet bepaald een spannend verhaal. Er moest vast nog iets fout gaan. Ik ken haar.
‘Toen moesten we iets ophalen, dus konden we op de terugweg de post langs brengen.’
Dus ergens voorbij Nijmegen. & Dan terug naar Amsterdam daar langs.
”t Was een lange dag geweest. We waren hartstikke moe, eigenlijk niet zo’n zin meer. Maar ja, we moesten toch die post terugbrengen.’
Dat vertelt ze om ’t wél spannend te maken.
‘Maar die post lag niet in de auto. Helemaal vergeten mee te nemen.’
Is ook stom. Dat heeft 1 van ons toen in de auto gezegd, maar ik geloof niet dat ik ’t was.
‘Dus ik bel naar Nijmegen dat we de post vergeten zijn. Zegt ze: “Nou, dan hoeven jullie ook niet te komen eten.”‘
Hahahhhaaaaahhahahahahahahaha.
We horen ’t ruisende teer onder de autobanden niet meer. Van: dat ze dat zo bot had kunnen zeggen.
Zegt Tineke: ‘Nee, dat heeft ze niet gezegd. Dat zeg ik nu.’
Daar ging m’n verhaal dat ik na kon vertellen in Zijperspace.