molentje

Ik lach als Rachel van de wc afkomt.
‘Wat is er?’
‘Ach, ik lach een beetje om ’t gesprek van die 2 meisjes aan de bar,’ antwoord ik fluisterend. Ze zitten nog geen 2 meter van ons vandaan.
‘Wat dan?’
‘Niks bijzonders, hoor. Die ene had ’t erover dat ze in ’t weekend vaak wakker wordt, naar de wekker kijkt & zich dan omdraait om weer in slaap te vallen. Dat kon enkele keren gebeuren, vertelde ze. Of die ander dat ook had, vroeg ze, & ze stopte haar neus diep in haar wijnglas.
Helemaal niks bijzonders, bijna onbenullig, maar ’t was zo leuk om ’t te zien gebeuren. Dat ze dat gewoon ongegeneerd zat te vertellen. & Dan die neus heel onbekommerd diep in ‘t glas.’
Rachel stelt ’t zich voor & lacht mee.

Even later staart Rachel voor zich uit. Ik praat, maar ze lijkt niet te horen wat ik zeg.
‘Wat is er?’ vraag ik nu.
‘Oh, ik luister naar wat die mannen daar aan ’t tafeltje zeggen.’
Ik probeer ook wat op te vangen, maar de man aan ’t woord praat in flarden. Hij heeft ’t over een boek. Lijkt ’t te analyseren voor zijn gesprekspartner. Wijdt zijdelings uit over de lyriek ervan, die hij wel weet te waarderen, & haalt tussendoor een enkele zinsnede aan.
‘Ik kan niet horen over welk boek hij ’t heeft,’ zeg ik. ‘Maar soms zou ik wel willen dat ik op zo’n manier kon praten.’
‘Wat bedoel je?’
‘Ik zou wel uit mijn blote hoofd zomaar een stuk uit een boek willen citeren. Of plots een gedicht declameren. Mijn geheugen werkt alleen niet zo. Die werkt daar niet aan mee, ook al doe ik nog zo m’n best. Ik kan ook geen teksten van liedjes onthouden, of de grappen van een cabaretier navertellen.’
‘Maar wat zou je daar nou aan hebben: een beetje interessant stukken tekst van andere mensen citeren?’
‘Nou, ik zou wel een erudiet persoon willen zijn. ’t Zou ook een stuk makkelijker zijn als ik gesprekken van mensen wil onthouden om ’t later op te kunnen schrijven. De waarheid is nou 1maal verrassender dan fictie, is mijn ervaring.’

‘Maar wat zitten we nou naar binnen te kijken,’ zeg ik even later, ‘terwijl we zo’n mooi uitzicht naar buiten hebben.’
We zitten in café ’t Molentje aan de Singel. We kijken door ’t raam uit op ’t Bungehuis, de Letterenfaculteit van de UvA. Op dit tijdstip passeren er aan 1 stuk door studenten te voet of op de fiets.
‘Moet je nou kijken,’ zeg ik, terwijl ik naar de 1e voorbijgangster wijs die me voor de ogen komt, ‘dat had ik toch bijna gemist.’

De eruditie komt later wel in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *