muismot

‘Hoe gaat ’t nu met je?’ vroeg Rachel.
‘Ach, ’t gaat wel,’ zei ik. ‘Ik slaap alleen erg slecht.’
‘Oh?’ zei ze.
Uitnodiging voor meer. Details.
‘Er zit een muis, geloof ik, boven m’n bed.’
‘Boven ’t plafond?’
‘Ja. Die begint ’s nachts rond te kruipen. Totdat ik me beweeg. Maar ik ben al meerdere keren ervan wakker geworden, midden in de nacht.’

Ik dacht 1st: dat is een mot, op zoek naar de buitenwereld. Ik weet niet precies hoe motten zich voortplanten, maar op dat moment had ik er enig idee van. Dat moment van slaperig wakkerdom, besluiteloosheid voor ’t nachtelijke plasje, & consternatie van ingeslapen te zijn terwijl ’t licht nog brandde. Zo rond dat tijdstip weten m’n hersenen mij bepaalde oplossingen als zeer plausibel voor te schotelen. Moedermot had in de tijd dat m’n huis nog toegankelijk was, de periode voordat de bouwsteiger in m’n tuin werd geplempt, haar eitjes achtergelaten, ergens in een vergeten hoekje, & zoonmot was nu bezig zich te laten leiden door z’n instincten.
Ik hoorde een soortement flapperen. Alsof vleugeltjes wild tegen ’t raam aan sloegen. Omdat buiten de lantaarnpaal de straat belichtte.
Ik schrok, richtte me op & deed onmiddellijk ’t aantrekkelijke licht van ‘t nachtlampje uit. Ik had geen zin in vleugels die in de buurt van mijn mond zouden komen terwijl ik zou liggen snurken. Ik stelde me al een droog gehemelte voor die door iets anders veroorzaakt zou zijn dan ’t constante in- & uitademen van lucht. Een tong die tijdens de zoektocht naar restjes speeksel een mensvreemd orgaan zou ontdekken, een wel zeer groot orgaan, een trilling, de laatste stuiptrekking van ’t insect.
Ik richtte me nogmaals op, besloot de fantasie te doven middels ’t geluid van m’n ontnuchterende nachtplas, & daalde daartoe af uit mijn hoogslaper.
’t Plafond is niet zo ver van mij vandaan. Slechts een ½e meter hoger gelegen dan mijn hoofd. Zo lijkt ’t als ik in bed lig.
Bekijk ik ’t objectief vanuit de huiskamer, dan moet ik concluderen dat ’t toch nog evengoed wel een meter is, maar ik hecht veel waarde aan de gevoelsbeleving van de nacht.
Terugkerend van de wc bedacht ik dat een mot die tikkende geluiden niet had kunnen maken. Tikkende geluiden tegen ’t systeemplafond. Tikkende geluiden die ik ook tijdens m’n ontwaken had gesignaleerd. & Dat flapperen van vleugels kon ’t trillen van een muizenstaart zijn.
‘Ik heb een muis boven ’t plafond zitten & die kan elk moment naar beneden vallen,’ was de volgende gedachte.
Ik weet mezelf altijd op een vindingrijke manier gerust te stellen.
‘’t Zou ook een rat kunnen zijn,’ ging ik verder, terwijl ik me weer in bed neerlegde, ‘want die heeft een krachtiger staart; beter geschikt om de flapperende vleugels van een mot te imiteren.’

‘Maar da’s niet zo erg,’ zei ik. ‘Ik weet dat-ie niet door ’t plafond heen kan. Erger is dat ik afgelopen week een paar keer huilend wakker ben geworden.’
‘Vanwege je vader?’ vroeg Rachel.
‘Weet ik niet. Ik weet dat ik droom & tijdens m’n droom opeens iets meemaak. Vervolgens lopen er tranen over m’n wangen & word ik wakker.’
‘Hè, vervelend. Ik heb ’t ook wel ‘ns.’
‘Nou, zo vervelend is ’t op zich ook weer niet, maar ik slaap dan een paar uur niet. Afgelopen nacht heb ik hooguit 3 uur geslapen. Lig ik de hele tijd aan motten & muizen te denken. & Aan m’n vader. Voor de rest gaat alles goed, hoor. Ik voel me nu kiplekker, ben evengoed uitgerust. Maar ik slaap gewoon slecht. Dan duurt de nacht zo lang. & ’t Is natuurlijk helemaal niet leuk om een groot gedeelte van de nacht te denken dat elk moment een muis naar beneden kan vallen.’

In Zijperspace hebben muizen een vreemde manier om zich voort te bewegen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *