namennoemen

Alex, die eigenlijk anders heet, maar wiens echte naam ik vergeten ben, staat aan de bar. Ze wil bestellen, maar stottert bij ’t noemen van mijn naam.
Buiten dat ze geen Alex heet, heeft ze bovendien de naam van de andere Alex afgenomen. Alex die eigenlijk Alexandra heet, op z’n engels, omdat ze nu 1maal van oorsprong engels is; als ik haar riep zei ik altijd ‘èlleks’, terwijl dat bij de nederlandse Alex gewoon ‘aaleks’ is. Of moet zijn. Maar omdat de ene Alex de andere Alex beïnvloedt, ben ik geneigd op een engelse manier de hollandse Alex aan te spreken.
Die andere Alex dus, de engelse, moeten we nu Lexie noemen, onder die naam schrijven we een bonnetje voor haar, want anders ontstaat er verwarring. Want de nederlandse Alex, die eigenlijk geen Alex heet, wil nu 1maal Alex genoemd worden. & Dat wilde ze nou juist in een tijd dat de andere Alex, de engelse Alex, Lexie, een tijdje niet kwam. Waardoor ze haar recht om Alex genoemd te worden, om een bonnetje onder de naam Alex te mogen hebben, verspeelde, per ongeluk verloor.
Behoorlijk verwarrend dus, als je niet weet over wie ik ’t heb helemaal, maar wij barmensen moeten er mee leven, bovendien moeten we net zo lief & aardig tegen ze zijn, geen onderscheid. ’t Zijn tenslotte klanten.
Verwarrend bovendien is dat ze nu wil bestellen, die ene Alex dus. Terwijl ze in gedachten blijkbaar zelf 2 namen door elkaar haalt, want ze stottert bij ’t noemen van m’n naam.

Zoals m’n moeder. Als we iets niet mochten. & Een woedeaanval moest bewerkstelligen dat we aan haar wil ’t niet te mogen zouden gehoorzamen. Dan ging 1st ’t hele gezin van de andere 5 zonennamen voorbij voordat ze de juiste te pakken had.
‘Quint, nee, Carel, Theo, Jan, Marc (….) TON! LAAT DAT!’
Ze werd kwader naarmate ’t duurde voordat ze de juiste naam uit haar mond kon krijgen.
Wij waren allang al geschrokken, gestopt met de handelingen die niet verricht mochten worden, geparalyseerd zaten we in onze stoel, wachtend op de grote explosie van de naam die op ons van toepassing was.
& Daarbij zeg ik ‘ons’, omdat ’t op iedereen in de familie van toepassing kon zijn. M’n moeder begon altijd bij de verkeerde naam. Waardoor alle leden van ‘t gezin, op m’n vader na, stopten met waar ze mee bezig waren. Hoe onschuldig de bezigheid ook was.
’t Huiselijk leven werd voor een korte tel stilgezet, geheel gefixeerd, niemand deed iets, was in z’n beweging blijven hangen, bang dat ‘tgeen hij deed niet veroorloofd was, vooral ervoor zorgend ’t niet erger te maken dan dat ’t al was.
Niets gebeurde, behalve m’n vader die even een andere jazzplaat opzette.

Ik kijk gewoon voor me uit. Eigenlijk een andere kant op, want ik heb wel wat anders te doen dan gewoon maar wachten tot Alex, die ene, op mijn naam komt. Zoals bijvoorbeeld de glazen, de lege glazen verspreid over de bar, te verzamelen & in de buurt van de spoelbak te zetten, oogcontact te zoeken met de klant die zojuist binnen komt lopen & onderwijl ook nog even te kijken of er wel genoeg droge viltjes op de bar liggen. Dat moet ook allemaal gebeuren. Is ook allemaal belangrijk. Alex komt morgen weer, dus ik kan heus wel een potje breken in de vorm van afwachtend zijn tot ’t moment dat zij m’n naam weet te herinneren.
Maar ze neemt een loopje met me. Ze doet net alsof. Ik zie ’t aan de grijns die ze op haar tronie tovert. & Dan een paar keer met de wijsvinger haar bril recht op haar neus duwt. Dat moet ook iets zeggen. Doe je ook niet zomaar een paar keer achter elkaar.
‘Hm, hoe heet je ook alweer?’ zegt ze lachend, tegen de man die algemeen bekend staat als de pardon-Ton (‘Pardon, hier is Ton’) als-ie met stapels glazen richting bar komt lopen, daarmee de massa opzij dirigerend.
‘Noem me maar Geileflikker,’ roep ik olijk naar haar, niet van zins haar te helpen eer zij me fatsoenlijk kan bejegenen, ondertussen alvast een bestelling opnemend van die ene klant die daarnet binnen is getreden, ‘dan kom ik zo bij je.’
Ik buig me naar de nieuwe klant, luister naar wat-ie te bestellen heeft, gooi de tap open, met daaronder een glas, & roep verder naar Alex, die ene: ‘Maar veel vrouwen noemen me eigenlijk ‘Geileflikkermagkmetjenaarbed’, dat vind ik zelf echter wel een beetje erg lang. Zeker voor een barman.’
Ik zet ’t glas bier voor de nieuwe klant neer, lach m’n breedste lach naar Alex, nog steeds die ene, ontvang wat geld in m’n rechterhand, overhandig met m’n linkerhand wat de nieuwe klant aan wisselgeld tegoed heeft & ben vervolgens bereid me naar de dame die zoveel aandacht van me vergt te wenden.
‘Zeg,’ zegt ze, ‘Geileflikkermagkmetjenaarbed…..’
Ze heeft haar mond nog open om haar bestelling er op te laten volgen als ik roep, hard, want iedereen mag ’t best wel horen: ‘Nee, ik heb vandaag niet zo’n zin. Bovendien heb ik nog wat andere dingen te doen.’
Waarop ik me naar een volgende klant keer.

Liever nog een nachtje m’n eigen naam noemen in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *