non-stop

‘Ik ben van de dames!’ roep ik.
& Fret stapt onmiddellijk aan de kant.
‘Ja,’ legt-ie uit aan de vrouw die voor ‘m staat, maar niet meer door hem geholpen gaat worden, ‘Ton is van de dames.’
Met een gezicht van dat is nou 1maal zo.
’t Is een running gag geworden achter de bar. 1st Een onschuldig grapje, nu lijden de klanten er onder. Hoewel de meeste 1st overdonderd lijken, verschijnt er op een gegeven moment een glimlach. Bij iedereen. Behalve bij de mannen. Niet alle mannen. De meisjes, de dames, ze deinen licht naar achteren als ik aan kom stormen met de mededeling dat ik van de dames ben. Hun schouders trekken een moment samen & gooien hun houding vervolgens juist weer helemaal open. Gecharmeerd. Ook al weten ze dat ’t een grapje is.
‘Hé, Jagga!’ zeg ik ’t volgende moment verontwaardigd.
‘Oh, sorry Ton. Ik was ’t even vergeten. Maar je mag ’t wel van me overnemen.’
‘Nee, dat zou die dame alleen maar raar vinden, als ik nu plots haar de bestelling kom brengen. Dat weet ik. & Dat kan ik weten, want ik ben van de dames.’
Ja, Ton is van de dames.

3 Dagen leef ik al in een roes. Weer achter de bar. Na een kleine maand afwezig. Een tomeloze energie lijkt zich in mijn lichaam te bevinden. Ik stop niet. Ik stop niet met praten, ik stop niet met tappen. & Terwijl ik met ‘t 1 bezig ben, doe ik tussendoor ’t andere tegelijkertijd.
‘Hoe is ’t met je ADHD?’ vraagt Jeroen als ik glazen kom halen.
‘Gaat lekker, joh,’ antwoord ik, alsof er niks met die vraag aan de hand is. ‘& Jij zit ook lekker in je kruis te friemelen, zie ik.’
‘Ja, dit is een heel leuk touwtje,’ wijst-ie naar ’t koordje dat z’n broek om z’n middel houdt, achterover leunend in z’n stoel om er enkele knopen in te leggen.
‘& ’t Zit precies op de goede plek,’ ga ik verder ,’zodat niemand ’t merkt.’

‘Zeg ’t maar,’ zeg ik tegen ’t meisje dat ’t meest vooraan staat in de rij.
Ze doet haar mond al open. Maar schrikt terug van de man schuin voor haar. Hij is verontwaardigd.
‘Wij staan hier al veel langer.’
Hij bedoelt zichzelf & de 3 andere mannen achter hem. Duidelijk eerder dan ’t meisje aan de beurt.
‘Ja, maar jullie weten toch wel dat ik van de dames ben?’
Ik neem toch haar bestelling op & begin bier te tappen.
‘Snap je dat nou?’ zeg ik tegen Jagga, semi-verontwaardigd, ‘ik werk hier toch al jaren. Dan zou die man toch moeten weten dat ik van de dames ben. Doe ik daar nou zo m’n best voor? Die mannen hebben 3 barmensen die hun kunnen helpen. & De dames hebben mij alleen maar.’

Ik geef een voorstelling. Alleen ben ik me er niet van bewust op ’t moment dat ik er mee bezig ben. ’t Gaat als vanzelf. Ik haal niet gewoon glazen op als ik ze op ’t terras verzamel. Er moet iets bij gezegd worden. Bij ’t verzoek of iemand ze misschien wil aanreiken. Zodat ’t niet iets vanzelfsprekends is. Zodat ’t elke keer anders is. Niet alleen voor de klanten.
‘Mag ik misschien die lege glazen, alsjeblieft?’
Maar de mensen zitten te verdiept in hun gesprek.
‘Lege glazen,’ leg ik daarom maar even uit, ‘dat zijn glazen waar nagenoeg niets meer in zit. Je zou kunnen zeggen dat er nog een beetje schuim instaat. Zoals bijvoorbeeld deze hier.’
Ik hef een leeg glas op van de stapel die ik in m’n armen heb geklemd.
‘Kijk, hier zie je nog duidelijk een behoorlijke hoeveelheid schuim afgetekend staan tegen de wanden aan de binnenkant van ’t glas. Toch noemen we dit glas leeg.’
Een man kantelt z’n glas een beetje. Om te laten zien in welke conditie zijn glas is. Een druppel kantelt mee. Een bodempje vullend.
‘Je zou kunnen zeggen dat deze ook virtueel leeg is,’ ga ik verder. ‘Want als je deze aan je mond zet, dan zal je merken dat de hoeveelheid vocht die je in je mond krijgt, te verwaarlozen valt. ’t Lest de dorst niet. ’t Ontbeert toegevoegde waarde. Ik noem een dergelijk glas vacant. Leeg dus. Voor de slechte verstaander. Kan aan mij meegegeven worden. Maar om even samenvattend te concluderen: men moet zich vooral niets aantrekken van ’t schuim dat tegen de wand zit geplakt. ’t Is dan wel een kenmerk van bier, ‘t schuim, ’t verzameld koolzuurgas vermengd met kleine hoeveelheden bier, maar ’t wil niet zeggen dat waar schuim is, bier zich bevind. Waar rook is, is ook niet altijd vuur.’
‘Kan ik deze nog wel leegdrinken?’ vraagt de vrouw met ‘t ½volle glas.
‘Wel degelijk,’ antwoord ik. ‘In dat glas zitten dermate grote hoeveelheden druppels, bij elkaar verzameld door ’t verschijnsel cohesie, dat men zou kunnen spreken van een ½vol glas.’
Dankbaar neemt ze er een slok van. Haar gespreksgenoten geven ieder een leeg glas.
Waarna ik verder trek op mijn zoektocht naar lege glazen.

‘Mag ik misschien een bakje pinda’s?’ vraagt ’t meisje aan de bar.
‘Natuurlijk mag jij een bakje pinda’s,’ antwoord ik. ‘Ik vind ’t zelfs heel goed als je pinda’s neemt. Ten 1e krijg je dan een beetje maagvulling, waardoor je meer bier kan drinken. Maar bovendien zou je ’t aan de duiven kunnen geven.’
‘Maar dat vind ik zonde.’
‘Nee, hoor. Is helemaal niet zonde. Duiven kunnen er nl niet tegen.’
Ze kijkt geschokt.
‘Nou, Ton,’ hoor ik collega Sas achter me lachen.
‘Nee, duiven krijgen dan een vette klomp in hun maag. Daar sterven ze langzaam van. Dat is nou precies de bedoeling. Want duiven, dat zijn de ratten van Amsterdam. Duiven moeten weg.’
Ik geef haar ’t bakje pinda’s & ontvang ’t geld. Ze loopt terug naar ’t groepje vrienden.
‘Dat hoef je toch niet te vertellen aan dat meisje,’ lacht Sas verder.
‘Nou, mensen vinden ’t anders altijd een heel leuk verhaal als ik dat vertel. Ze moeten er altijd erg om lachen.’

De voorstelling in Zijperspace is weer voor enkele dagen voorbij.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *