ochtendgloren

’t Is eigenlijk nog veel te koud om buiten te zitten. De zon schijnt nog niet m’n tuin in & er hangt nog een koele klamheid van ochtenddauw. Toch kan ik ’t niet laten. Ik moet zien of er nog wat gebeurd is. Wat er op til staat. Hoeveel bloemen zich reeds gevormd hebben. & Zonder erg in de temperatuur beschouw ik de tuin. Ik tel de namen, spel ze, repeteer ze, vervloek mezelf als ik ze niet goed in m’n geheugen heb opgenomen, maar merk vooral dat er steeds meer juist wél opgeslagen zijn: look zonder look, wilde hyacint, knopig helmkruid, akelei, longkruid, blauwe onschuld, groene munt, kattekruid, rapunzel, zandblauwtje, duifkruid, zeepkruid, muurleeuwebek. ’t Lijkt 1 van de zeldzame momenten dat ik zonder iets uit te voeren voor me uit kan zitten staren. Er hoeft geen nut verbonden te zijn aan dit moment. Eeuwig & altijd zit ik in deze situatie rijtjes van namen voor mezelf te herhalen, de vrolijkheid van de groei, van de bloei aanschouwend, de minieme verandering waarnemend. Niets gebeurt, zo lijkt ‘t, maar morgen is alles weer anders. Ik lever me voor een kort poosje aan deze traagheid over.
’t Is koud, buiten om 7 uur ’s ochtends, realiseer ik me pas weer als ik m’n woonkamer weer binnenkom. De vochtige kou heeft zich verklonken in m’n t-shirt, dringt er pas doorheen als ’t de warmte van binnenshuis ontmoet. Ik ril & zet toch maar de kachel hoger. In die beweging werp ik nog een laatste blik op de tuin. Daarna moet ik maar weer aandacht aan wereldser zaken besteden.
M’n aandacht wordt getrokken door een vreemd geluid. M’n blik zoekt & ontmoet een wegduikende vogel. Over de schutting naar de achterburen verdwijnt-ie. Gemist, denk ik. Maar ’t volgende moment komt er van de andere kant een ander exemplaar van dezelfde soort. Een vlaamse gaai. Rustig maar ook onderzoekend beschouwt-ie de wereld. Log & traag zit-ie op ’t randje van de schutting, zeker in vergelijking met de vogels die ik gewend ben er op aan te treffen. Z’n blik neemt rustig de tijd om de omgeving te verkennen, verandert langzaam de richting ervan, & heeft totaal geen aandacht voor ‘tgeen er nog meer beweegt. Of ’t moet de partner zijn die in de tuin erachter rondstruint. Een merel springt ongeïnteresseerd tussen de plantjes van m’n tuin door. De gaai erboven heeft dezelfde belangstelling voor hem.
Ik kan ’t niet zien, niet duidelijk genoeg; de kleuren van de vlaamse gaai zijn te onderscheiden, maar de uitdrukkingen, de details niet. Kalm, ingehouden, maar toch zo snel mogelijk, probeer ik m’n bril tevoorschijn te halen. Niet te bruusk, mijn bewegingen mogen de vogel niet verontrusten. Als ik me omdraai, m’n bril opzet, zit-ie er nog, maar bij de beweging 1 stap dichter naar ‘t raam verdwijnt-ie.
Teleurgesteld keer ik me om, & vraag me meteen af wat er toch zo bijzonder is aan ’t waarnemen van een vlaamse gaai. Ik had een vogel kunnen zien die stilzit, ontnuchter ik mezelf, een vogel met andere kleurtjes dan de mus & de merel, met een mooiere naam ook. Niets bijzonders, de wereld draait door, probeer ik bij mezelf te laten beseffen, & ga achter de comp zitten. Stiekem zoek ik nog even via google ’t plaatje van de vogel op. Minieme, dunne, schriele uitvoeringen krijg ik voorgeschoteld. Die van mij was veel voller, breder, groter, waag ik erbij te denken, & wil me weer wijden aan datgene waarvoor ik de comp opzocht.
In m’n ooghoek neem ik een beweging waar. Ik spring op, zet m’n bril weer op m’n neus, & registreer dat de vlaamse gaai ’t balkon van m’n achterbuurvrouw heeft verkozen om een aantal tellen de buurt te beschouwen. Jaloezie, simpele jaloezie dringt zich op.

2 Uur later heb ik de tuindeuren open staan. De zon valt nu naar binnen. De vogels zijn inmiddels wat rustiger geworden, de 1e zonnestralen zijn reeds door ze ritueel verwelkomd, de gewone werkdag van partner zoeken & voedsel vergaren is aangebroken. Ik zit nog steeds op dezelfde plek, achter de comp, & werp af & toe schielijk een blik m’n tuin in.
2 Mussen komen tevoorschijn. Wippen vlak voor m’n tuindeuren rond, een meter van me verwijderd. Ze werpen een blik op die malle verschijning die verscholen in dat donkere hok zit. Kijken elkaar aan. Hier is niks te eten te halen, lijken ze te constateren. Wippen nogmaals. & Vliegen weg.

De natuur in Zijperspace is een uitvinding van de mens.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *