oldenzaals

‘Zo, een dagje Amsterdam?’ zegt Wieger.
Hij kent de zussen blijkbaar. Komt gelijk bij ze aan tafel staan. Belangstellende blik. Aftastend naar de 2 jongens.
‘Ja, we moesten maar weer ‘ns een keer,’ zegt de oudste zus. ‘Konden we gelijk op stap met deze lummels.’
1 Lummel duwt met z’n elleboog tegen z’n moeder aan. Hij is geen lummel, wil-ie zeggen. Ze lachen naar elkaar. Moeder-zoon.
‘Zeg, doe je spijkerjas ‘ns uit,’ zegt ze vervolgens tegen hem. ‘Straks heb je ’t buiten weer koud.’
‘Ik krijg de knoopjes niet los,’ zegt-ie. ‘M’n vingers zijn te koud.’
Moeder begint te knoeien.
‘Met die van mij lukt ’t ook niet al te best.’
‘Hij is in de buurt,’ zegt haar zus tijdens ’t knoopjes lospulken. ‘Hij zegt dat-ie er binnen enkele minuten kan zijn.’
Ze legt haar mobiel opzij.
‘Wat willen jullie drinken?’ vraagt Wieger.
Allemaal thee. Lekker warm.

Stefan komt aangefietst. Zet z’n fiets voor ’t café op slot. Ze kijken alle 4 om.
‘Hé,’ zegt de jongste van de 2 jongens, ‘hij ziet er anders uit.’
‘Ja, hij ziet er nu amsterdams uit,’ zegt de oudste zus. ‘Niet oldenzaals. Hier in Amsterdam heeft-ie andere kleren aan.’
‘Zien in Oldenzaal de mensen er dan anders uit?’ vraagt de jongen.
Z’n vraag wordt niet beantwoord. Stefan komt binnenlopen. Snelle blik naar de bar.
‘Hoi, Wieger.’
‘Hoi, Stef.’
Dan loopt-ie naar de tafel met ’t gezelschap. Geeft de jongste zus 3 zoenen. Legt onderweg naar de ander kort een hand op de schouder van 1 van de jongens.
‘Bij mij maar 1 zoen,’ zegt de oudste zus.
Op de linkerwang. Ze lacht erbij.
‘Wat drinken, Stef?’ vraagt Wieger.
‘Biertje graag. Jullie nog wat?’
Rode port & een witbier.
‘Nog wat te knabbelen erbij?’ vraagt Stefan verder.
Hij moet vertellen wat er allemaal voorradig is.
‘Nootjes, gewone nootjes, hete nootjes, chips, van die mexicaanse tortilla-chips, of zo’n koekje die je bij de thee hebt gehad.’
Stefan gaat ’t uiteindelijk zelf halen van achter de bar. Grote bak saus bij de tortilla.
‘Zo, hé,’ zegt de jongste neef, ‘da’s gaaf, zeg.’
Andere neef zucht mee: ‘Jemig, da’s niet normaal, zeg.’
Stefan lacht.

‘Willen jullie poolen?’ vraagt Stefan aan z’n neefjes.
Ze kijken ‘m niet-begrijpend aan. De zussen ook.
‘Poolen?’ herhaalt Stefan. ‘Met van die ballen op een biljart.’
De gezichten fleuren op.
‘Kom maar mee.’
Hij neemt ze mee de kelder in.
‘Wieger, heb jij een paar euro’s voor me?’
‘Je vergeet je biertje,’ zegt de jongste zus.
‘Nee, ik ben zo terug.’
‘Oja, hij zorgt dat de kinders zich vermaken,’ lacht de ene zus naar de ander, ‘dan hebben wij ’t rustig.’

‘Zeg, zullen we straks even naar je huis gaan?’ vraagt de oudste zus aan Stefan.
‘Nee, doe dat maar niet.’
‘Ach, kom. We zijn dat hele stuk wezen reizen.’
‘Nee, hoor. ’t Is een veel te grote troep.’
‘Denk je dat we daar niet doorheen kunnen kijken?’
‘Nee, er staan nog allemaal dozen & afgelopen week ben ik bijna niet thuis geweest.’
Stefan is resoluut. Dat lijkt in de familie te zitten, want zus gaat door.
‘We kunnen toch wel eventjes kijken. Die vorige hebben we ook nooit gezien.’
‘Maar ik heb een afwas staan van meer dan een week. ’t Is een troep & je kan je amper bewegen. Kom maar als ’t allemaal aan kant is.’
Er wordt snel op een ander onderwerp overgeschakeld. Ze nemen alle 3 tegelijk een slok voordat dat gebeurt.

(Als ik naar de wc in dezelfde kelder ga, hoor ik de jongens praten: ‘Heb jij wel ‘ns gepoold?’
‘Ja, 1 keer.’
‘Ik wel wat vaker.’
‘Ik heb ‘t 1 keer op de camping gedaan. Tijdens vakantie in Nederland.’
De 1 probeert ondertussen een bal in een gat te mikken. De ander krijt z’n keu zo professioneel mogelijk.)

Hoe ver ligt Oldenzaal verwijderd van Zijperspace?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *