onderweg

Ik ga nu naar je toe. Ik ben al een week bezig om naar je toe te gaan. Als ’t niet zelfs langer dan dat is.
Zoals ik naar ’t feestje heb toegeleefd, naar ’t personeelsuitje, naar m’n korte vakantie van afgelopen week. Belangrijke data waarop niets anders mag gebeuren dan dat wat gepland is.
Ik was continu bezig naar je toe te gaan. Zoals ik nu op ’t punt sta dat te doen.
Nog even een paar uur naar m’n werk. Maar eigenlijk ben ik dan ook al bezig onderweg te zijn.
Toen ik m’n voet in de bus zette, de bus naar bestemming in vakantieland. & Elke km me verder weg van jou deed drijven, dichterbij deed komen tegelijkertijd, naar ons nog maar net beklonken afspraak.
Ik kom naar je toe, dacht ik. Ik ben er al bijna.
Ik dacht: ik ga je gezicht oefenen. Kijken of ik ‘m nog weet. Die enkele keer dat ik je gezien heb. Ik ga kijken hoe je ogen knijpen als je lacht, je haren dwarrelen als ze los komen te hangen, je neus altijd vooruit blijft staan, ook als ik m’n hoofd schuin naar je toe buig.
Of hoe je binnenkwam, bij mij thuis, op m’n feest. Dat ik zeker wist: dit is ‘r. Ik in de gang, jij onderweg er in terecht te komen, tegen ’t licht van de open deur, beschaduwd door ’t silhouet van m’n broer die de deur open had gedaan.
Ik denk dat ’t m’n broer was. ’t Zouden ook al die anderen geweest kunnen zijn. Zij die voor ‘tzelfde langs waren gekomen. Voor bijna ‘tzelfde.
Nog maar 1 keer gezien dacht ik: hoe kan ik haar nou herkennen?
Waarop die vraagteken als vanzelfsprekend zich deed oplossen in alles dat nog moest gebeuren. In een kus, een kus, & nog een kus. & Waarop alles wat we elkaar geschreven hadden, vóór dat moment, versmolten in een lichaamshouding. Een lichaamshouding van 2.
Ik oefen je. Ik oefen je lach die door de telefoon heen borrelt. Je stem die me stram, bijna stram, in lichaam stram dan, doet zitten in de stoel bij ’t raam. Hoorn tegen ’t oor geklemd, om niks te missen van de beelden die ze oproepen. Hoe je naast me zat, hoe ik naast je ging zitten, hoe ik achter je ging staan, hoe ik achter je aan liep, hoe ik naar je toe liep, hoe ik kus, kus, kus, gefeliciteerd werd. Dat beperkte wereldje nog van plaatjes die nog niet vastzitten.
Daarom oefen ik. Denk ik. Omdat ik wil dat ze mijn worden. Vanzelfsprekend. Daar. Dat ik denk, & ’t beeld is er al. De dia op ’t doek.
Ik herhaal je geur. Daar waar ’t vandaan kwam. M’n neus in je nek, om ’t op te kunnen snuiven. Je hoofd die omhoog komt uit ’t bed, als ik al bezig ben allang wakker te zijn, de orde te herstellen van ’t feest van weleer, de avond ervoor nog, maar lang gelee, mij doet herinneren aan de wolk van geur die mij een nacht lang had omringd. Die mij tomeloos deed zijn, je terug wilde hebben terwijl je er al was. Maar waarvan ik wist dat ik ’t later terug zou moeten roepen.
Door oefening. Herhaling. Door ’t nog een keer te doen.
Daarom ga ik naar je toe. Ben ik al onderweg.
Ik kom je halen.
Om te bewaren.

& In een klein klein kastje weg te stoppen, in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *