toeoeoet

‘Je ziet er goed uit,’ zegt Wilma.
‘Maar zo voelt ’t niet,’ zeg ik.
Ik hou m’n hand voor m’n gezicht, vingers licht naar elkaar, trek ermee van m’n neus naar ver beneden, waarbij de vingers naar elkaar toegaan, duim raakt wijsvinger. Neus opgetrokken. Om uit te drukken dat ’t er uit blijft druipen.
‘Oh, je bent verkouden?’ vraagt Wilma vanaf de andere kant van de bar.
‘Snot,’ antwoord ik. ‘& Dat dan in ’t kwadraat.’
Ik pak meteen m’n zakdoek uit m’n broekzak, zoek daarin nog een leeg plekje & snuit. Ik moet m’n best doen om ’t er niet langs ’t doekje te laten lopen.
‘Terwijl ik vanavond voor ‘t 1st bij een vriendin langs zou gaan,’ zeg ik als ik enigszins bijgekomen ben.
‘Een vriendin?’ vraagt Wilma.
Haar ogen beginnen te schitteren. Ze gaat ervoor rechtop zitten. Ik tap ondertussen bier in voor een andere klant.
‘Heb je een vriendin, Ton?’ vraagt Wilma terwijl ik de tap opengooi.
‘Nou, ja, vriendin,’ zeg ik. ‘Is ook weer zo’n groot woord.’
Maar ik verraad ’t al met m’n blik. Kan ook nooit ‘ns m’n mond dichthouden.
‘Ik heb ‘r zeg maar 1 keer gezien,’ voeg ik daarom toe.
Alsof ik denk dat ik er dan vanaf ben.
Ik zet de biertjes op enkele viltjes aan de bar & ontvang geld. Ik keer me om richting kassa & kom daarbij ’t nieuwsgierige gezicht van Wilma weer tegen. Ik zie dat ze alles wil weten.
‘Maar ze was dus leuk,’ zegt ze als ik voorbijkom. ‘Waar woont ze?’
‘Den Haag,’ zeg ik & keer me weer richting andere klant.
‘Den Haag helemaal? & Daar moet je na je werk nog heen? Hoe laat neem je dan de trein?’
Ik overhandig de klant ’t wisselgeld.
‘Voor ½ 10,’ zeg ik vervolgens tegen Wilma. ‘Dan ben ik er rond ¼ over 10. Als ik vanuit werk naar huis ga, eet ik meestal ook pas rond die tijd.’
‘Maar dan is toch ’t grootste gedeelte van de avond al voorbij? Je blijft dus bij haar slapen?’
Ik zucht. Lach erbij. Ze wil inderdaad alles weten. Ik wapper met m’n hand, ten teken dat ’t eigenlijk nu wel genoeg is geweest, maar geef toch een antwoord.
‘Als ’t meezit, dan vindt ze dat waarschijnlijk niet erg.’
‘& Nou ben je snotverkouden,’ constateert Wilma als ik weer een schone zakdoek uit m’n achterbroekzak pak.
Maar ’t is te laat. Ik laat een oorverdovende nies klinken door ’t café. De mensen kijken op. Zien dat mijn lichaam zich weer gezond & wel opricht & gaan door met ’t gesprek waar ze mee bezig waren.
Wilma ook. Terwijl ik m’n neus probeer te fatsoeneren.
‘Dan moet je er wel om denken dat als je je neus snuit, niet gaat zitten toeteren. Zo van: Pèèèp, pèèèèp!’
Ik toeter op dat moment m’n neus leeg. Zo goed & zo kwaad als ’t gaat.
‘Daar houden vrouwen niet van. ’t Kan ook wat zachter. Moet je vanavond dus niet doen.’
Ik knik. Maak weer een wapperend gebaar met m’n handen. Maar zonder kracht. Die is verloren gegaan in m’n zakdoek.
‘& Ook niet,’ gaat Wilma verder, ‘je vinger in een puntje van je zakdoek stoppen & dan in je neus gaan zitten poeren.’
Ze doet ’t voor. Zonder zakdoek. Zonder haar vinger in de neus te stoppen. Maar je begrijpt wat ze bedoelt.
‘& Wat je vooral niet moet doen,’ zegt ze met nadruk, waarbij ze ’t denkbeeldige zakdoekje in haar handen tot een punt krult, ‘is een hoekje van een zakdoek omkrullen & in je neus stoppen.’
Ik kijk haar vies aan. Probeer nog ‘ns te wapperen dat ik al die bemoeienis niet nodig heb, maar weet tijdens die beweging al dat ’t toch geen zin heeft.
‘Daar houden vrouwen niet van,’ zegt Wilma. ‘Dan kan je ’t wel vergeten. Waarschijnlijk moet je dan nog de laatste trein naar huis nemen.’
‘Dank je wel voor deze wijze lessen, Wilma,’ zeg ik. ‘Ik zal me er aan proberen te houden.’

Zo’n 2 uur later snuit ik m’n neus. Ik ben nog maar net binnen. Met tranen in m’n ogen van ’t niezen even daarvoor kijk ik naar Roswitha.
‘Toet toet,’ doet Roswitha. ‘Toet toet!’

Maar ik zie de trein aan Zijperspace voorbij gaan.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *