onervarenheid

Een man moet zich concentreren wanneer-ie zoent. Niet alleen bij dat 1e kusje. Die kan niet eens zoveel kwaad. Gewoon de hele weg. Naarmate z’n aandacht verslapt, neemt ’t risico op vergaande gevolgen toe.
Dan wijt ik ’t mezelf maar aan onervarenheid. Wist alweer niet meer hoe ’t moest. Ik kende ’t vrouwelijk wezen wel, ik zag ze dagelijks in diverse verschijningsvormen, pluimages, variëteiten, of hoe dit mystiek schepsel zich ook in z’n onderscheid van z’n soortgenoten laat omschrijven, aan mij voorbijtrekken, maar ’t was al even geleden dat ik me er aan had mogen vergrijpen.

Nee, dan de roemruchte tijd van zo’n 10 jaar her. Ik kon m’n bil niet lichten of er zat een zwerm als aan honing vastgekleefd.
(Natuurlijk overdrijf ik deze situatie schromelijk, maar dat is slechts om een duidelijk beeld te scheppen; er was voor mij toentertijd geen tekort, geen droogte, geen frustratie, of ’t moest zijn dat mijn nachtrust er onder te lijden had, geen stremmingen in geest noch lichaam)
Een glorieuze tijd, zo markeer ik dat zelf in de historie van mijn leven, waarin ik niets aan aandacht te kort kwam. Wilde ik een goed gesprek, dan belde ik 1 van m’n vriendinnen op; wilde ik een zoen, dan kon ik langs de kant van de weg er op zitten wachten; wilde ik seks, dan had ik me maar onder de bevolking van ’t stadse te begeven.
& Waarom dat ooit is op gaan houden, dat vraag ik mij nog altijd af. Misschien dat de 7 goede jaren waren opgebruikt & dat de magere voor mij waren aangebroken.
Die schaarste diende zich niet meteen aan, overigens. ’t Was geen plotse breuk met wat er aan vooraf ging. ’t Droogde gewoon langzaam op, de toevoer aan vrouwelijk schoon.
Goed, vriendinnen had ik evengoed wel, zij die mij van repliek wilden dienen, maar waarbij zij niet meer dan dat deden. Vrouwen die mij daarentegen middernachtelijk van gezelschap wilden voorzien dienden zich steeds minder vaak aan. Ik had blijkbaar mijn potje aan charme tot aan de bodem toe opgebruikt. Of er was op tv een uitzending geweest waarin ’t doorzichtige van m’n anti-macho-strategieën werd uiteengezet & de moeders werden gewaarschuwd voor de mogelijke valkuilen (die er uit zagen of zich anders gedroegen als personen als ik) waar hun dochters in konden vallen. & Ik had dit programma gemist.

’t Aanbod nam dus af. & Zodoende werd mijn eelt week. ’t Eelt in mijn hoofd dat mij liet hoeden voor verkeerde bewegingen, & ’t eelt óp m’n hoofd dat m’n huid moest beschermen tegen z’n eigen infecterende mogelijkheden.
Bij 1 van die spaarzame mogelijkheden een vrouw naast mij te vinden op een tijdstip dat de buren inmiddels gewend waren geen lawaai van mij te verwachten, liep ik zo’n zelf-infecterende aandoening op. Laat ik ’t maar in die woorden omschrijven.
Ik ben nog naar de huisarts gegaan, die van de zondagsdienst, om de reden van m’n geschonden tronie in de schoenen van ’t nachtelijk gezelschap te kunnen schuiven.
‘Ik dacht aan een geslachtsziekte, dokter,’ zei ik onvervaard, vooral omdat ik deze in zijn weekenddienst waarschijnlijk niet nog een keer zou ontmoeten, of anders in ieder geval niet op korte termijn; daar had ik m’n eigen reguliere huisarts voor.
Hij trok onmiddellijk handschoenen aan, van die dunne plastieken, wreef over de huid, kneep in zo’n witte punt, voelde ook even aan de binnenkant wang & concludeerde vervolgens zeer verfijnd: ‘Misschien dat u zich de volgende keer 1st even kan scheren, voordat u een medemens mondelijk onder handen neemt.’
De haartjes hadden daar waar ze vandaan kwamen, uit de huid, zelf toegetakeld, geïrriteerd, zogezegd, & de onderhuidse afweermechanismen daardoor aangezet tot verregaande maatregelen: ’t opbouwen van puistjes. Van die witte puntjes met pus van binnen. Groot in aantal & niet te verdoezelen.

Goed, ik nam mij voortaan voor mij 1st aandachtig te scheren voordat ik ’t stadsleven indook, maar zoals ik al zei, lagen de jaren van welvaart achter mijn rug.

Vanmorgen stond ik op. Ik trok onmiddellijk ’t beddengoed af. ’t Werd tijd dat deze verschoond werd. Ik moest niet eeuwig middels de lichaamsgeuren die zich in de stof hadden genesteld herinnerd blijven worden aan de avonturen op de paar 4-kante meter die mij na afloop van mijn feestje overkwamen waren. Net zoals ik, als conclusie voor mijn magere jaren, had besloten me niet weldadig te wentelen in ‘tgeen mij in de jaren van overvloed was gebeurd.
Ik schraapte nog wat ander waswaardig spul van de bodem van de mand onder m’n toilettafel, rechtte m’n rug & kwam zodoende oog in oog te staan met m’n eigen spiegelbeeld.
Witte puntjes vulden ’t beeld. Maar liefst 2. Daar waar ik met veel geduld een snor zou kunnen kweken.
Ik dacht: ‘Oh man, je bent in verschijning terug naar ’t gezicht van hen die onervaren zijn.’
& Na ’t puntig krabben met 1 van mijn scherpste nagels voelde ik me dankzij die gedachte intens tevreden.

De wereld ligt open voor me, ook al noemen we dat dan Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *