Vorig jaar fotografeerde ik dezelfde bloemen, maar dan met m’n mobiel.
‘t Zijn natuurlijk dezelfde bloemen niet, er zit een jaar tussen. Volgende maand liggen de bloemblaadjes van deze generatie ook weer uitgespreid over ‘t groene bed dat zich onder de appelstruik bevindt.
Appelstruik. Ik noem ‘t maar zo. ‘t Lijkt niet op een boom met z’n wijd uitlopende takken. & Aan ‘t eind van ‘t seizoen hangen er appeltjes aan.
Ik waag ‘t niet ze te eten. Ze hebben iets kunstmatigs.
Maar de bloemen bloeien mooi. Als je er dicht op kijkt, alle knoppen inmiddels rood, lijkt ‘t een orkaan die rondraast & tegelijkertijd stilstaat.
Elk jaar anders. Elk jaar ‘tzelfde.
& Hoewel ik ondertussen mezelf een echt fototoestel heb aangeschaft, lijken de foto’s tot ‘tzelfde resultaat te leiden.
Ik zal dat geheugen van me ‘ns uit moeten schakelen. Een mens moet blijvend verrast zijn bij ‘t zien van mooi. Geen verzuchting van dat ‘t net zo oogt als gister.
Ik was wel verrast, 2 weken geleden. Ik zag de 1e sprieten wilde hyacint omhoog klimmen uit de grond.
Maar die verrassing was vooral gebaseerd op de vaststelling dat de winter z’n einde naderde. Opkomend groen zou de kou wel verdrijven.
Ik heb me laten verwennen door de tijd. Elke dag diende een nieuwe dag zich aan.
Dat klinkt logisch, maar was ooit niet zo vanzelfsprekend voor dat kinderzieltje waarvan ik de resten nog ergens in me draag.
Een mens wordt wakker & een nieuwe dag schijnt de kamer in. Je begon op je matras te wippen om zo veel mogelijk ervan je lichaam in te laten stromen.
Ik ben er iets te veel aan gewend geraakt. Bovendien zorgen die slapeloze uren in m’n bed voor een wel heel zeurderig slepende zonsopgang.
Als ik nou nog mooiere foto’s van de traag op gang komende bloei maak dan vorig jaar, is dan m’n naïviteit definitief voorbij?
Of is alles al verleden tijd & zenden ze slechts de hoogtepunten nog een keertje uit in Zijperspace?