overgang

’s Nachts om 3 uur keek ik om over m’n schouder. ’t Moet daaromtrent zijn geweest. De computer was vlak ervoor al versprongen, dus leefden we weer in een andere tijd.
Ik wilde ’t knopje van ’t licht zoeken. Niet nog een keer met ’t licht aan in slaap vallen. & Toen ’t licht onder m’n gebiedende vingers uitfloepte, doemden de cijfers van de wekker op.
‘O ja, die ook,’ dacht ik.
Ik moest 2 knopjes indrukken, wist ik nog. Hoewel ’t een handeling is die veel te weinig plaatsvindt om een gewoonte te worden. Ik heb eens een jaar lang in zomertijd geslapen, omdat ik geen zin had de combinatie van knoppen te achterhalen.
Nu was ’t donker, waardoor ’t nog meer gokken werd. M’n enige licht was ’t licht dat ik wilde veranderen. Bovendien lag ik in een kronkel op m’n schouder.
Een minuut later was ’t toch gelukt. Zonder ’t klokje rond te hoeven gaan.

De volgende ochtend passeerde ik de videorecorder. Ik boog een beetje, hield daarbij even stil. Alles was goed, zag ik.

‘De klok staat nog verkeerd,’ zei Janna op m’n werk.
Ik dacht dat ze ’t over ’t klokje achter de bar had. Keek voor de zekerheid met een snelle blik naar de klok midden in ’t proeflokaal. Die tijd wilde niet tot me doordringen. Keek snel weer naar de digitaal aangestuurde cijfers.
‘Ik ben geloof ik de enige die nog weet hoe die te corrigeren,’ zei ik.
Janna stond er wat onwennig bij, terwijl ik ’t kapje verwijderde om bij de knopjes te kunnen. De functie van telefoontikker had ’t ding al jaren geleden verloren. Des te definitiever was de tijd geworden. ¼ Voor 8, & geen seconde later, daar waren mensen hier van afhankelijk, 5 dagen in de week. Geen andere tijdsbron had meer gelijk dan deze ½ overleden telefoontikker.

‘Mag ik even op de tafel staan?’ vroeg ik.
Boven de tafel hing de klok. Op mijn verzoek schoven de mensen weg van de tafel. 1 Persoon stond zelfs op. Om mij de gelegenheid te geven via de stoel op de tafel te komen.
Ik rekte me uit. Met m’n wijsvinger ging ik achter de grote wijzer staan. Draaide een rondje. Tot ik bedacht dat ik niet goed had gekeken welk tijdstip ’t was voordat ik begon met draaien. Op goed geluk stopte ik ergens. Hopend dat ’t een vol uur zou blijken te zijn.
‘Ach, anders heeft de telefoontikker toch altijd gelijk,’ bedacht ik.

Ik was de klok thuis vergeten. Ik bemerkte ’t vlak na de maaltijd. De klok boven de schouw van de kachel. De meest belangrijke, ook al gebruik ik ‘m misschien ’t minst.
Ik schoof m’n stoel naar de kachel, ging er op staan.
Voordat ik iets ondernam keek ik 1st eens goed. Er lag stof op de wijzers. Vooral op de kleine. De secondewijzer viel nog wel mee.
Terwijl de secondewijzer voorbijraasde, probeerde ik de 2 andere met m’n vinger enigszins op te schonen. Ik haalde m’n vinger weg als ik gepasseerd moest worden.
‘Heb ik dat vorig jaar ook al niet geprobeerd?’ bedacht ik & blies zo hard mogelijk met m’n mond naar ’t stof.
Vergeefs.
‘Volgend jaar weer proberen. Of met de komende wintertijd.’

’t Was weer 3 uur in de nacht. Ik bracht ’t lege bierflesje naar de keuken. Daar rook ’t naar brand. Maar verontrustender vond ik ’t vogelgezang van enkele spreeuwen.
Ik deed de deur open. Keek naar de rode gloed die boven de daken hing. Een gewone rode gloed van een grote stad met lichten. De spreeuwen wisselden elkaar echter af in hun zorgelijk tjilpen.
Ik overwoog om op de fiets te stappen, om te kijken waar de vogels van in de war waren geraakt. Van de week waren ze om 5 uur begonnen, maar toen was ’t zelfs nog wintertijd.
Ik dronk nog een extra biertje om de onrust te verjagen, zodat ik toch nog makkelijk in slaap zou kunnen vallen.

’t Zal wel weer even wennen worden aan nieuwe tijden in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *