Er viel iets. Op de grond. Zo klonk t in ieder geval. Een plof op mn vloerbedekking.
Mijn oren zijn gespitst op dit soort geluiden. Gewoonlijk hoor ik ook t verschil tussen een dubbeltje & een stuiver dat uit de portemonnee op de grond valt. Klant aan de andere kant van de toonbank duikt met zn blik achter de flits van t muntje aan, met de vraag op zn gezicht getekend hoeveel armer hij wordt als-ie t weg laat rollen, tussen de fusten, onder de planken door. & Ik geef geruststellend aan dat t slechts om een duppie gaat.
Vallende objecten dus, daar ben ik in gespecialiseerd. Waarom eigenlijk? Wil ik meteen weten waarover de controle verloren is & wat de consequenties daarvan kunnen zijn? Ligt er misschien aan ten grondslag dat ik de wereld overzichtelijk wil houden, in staat blijf t te kunnen behappen, zich niet voordoet als een jungle van onbekende geluiden?
Er viel een stukje. Ik dacht onmiddellijk: dat komt uit mn dubbelgeslagen boterham vandaan.
Want: dat is me al vaker gebeurd met salami als beleg.
Want: t geluid komt van onderen tot mijn oren, niet van ver weg.
Want: t klinkt dof, dus heeft de vloerbedekking ermee te maken.
Want: er is geen alternatief, hier in t huis waar ik de enige ben die de dingen beweegt, de dingen tot beweging aanzet.
Ziet u: t leven is overzichtelijk. Er zijn niet veel elementen die noemenswaardige invloed op de verandering der dingen kunnen hebben, een verandering van positie, een verandering van vorm, of een verandering van hoedanigheid. Ik ben almachtig, behalve over t dierenrijk, maar die negeer ik, vooral uit angst voor de angst.
Om de laatste opmerking even nader uit te leggen: ratten & muizen bestaan bijvoorbeeld niet hier, tenzij ze zich daadwerkelijk voordoen. Dat maakt weliswaar mn angst groter zogauw zij zich wél laten zien, maar gedurende de tijd van t niet verschijnen waan ik mij in ieder geval in een schijnbaar veilig universum. Af & toe lastig gevallen door fantasieën & nachtmerries, helaas dat is de consequentie, maar daar is ook wel mee te leven, zo houd ik mezelf voor.
Ik ging dus zoeken, stukje brood in mn hand. Tilde de meubels op, in zoverre ze zich daarvoor lenen. Wist ondertussen hoe t er uit zou moeten zien. Ongeveer dan, want t kon een hele plak zijn, maar ook een reeds behapt stukje, een stukje waar ik mn tanden al in had gezet. Maar zeker niet te klein, want dan krijgen we weer een want, want zo klonk t niet.
Zo kan een dubbeltje nooit een stuiver zijn, & zeker niet een hele euro. Die vertonen andere geluiden.
Ik ben net niet op mn knieën gaan zoeken, dat leek me te veel gevraagd. Ik was tenslotte nog met mn ontbijt bezig. Ik had de helft van mn boterham nog in mn handen (waar waarschijnlijk een stukje salami aan ontbrak). Dat ik naar t raam was gelopen om in gedachten & al etend naar t leven buiten te kijken, dat vind ik tot daar aan toe, maar voor de rest dient t ontbijt genuttigd te worden met iets eronder, zodat de kruimels opgevangen kunnen worden. Of stukjes salami die tussendoor de dubbelgeslagen boterham glippen.
Ik kon t niet terug vinden. ‘t Lag niet tegen de rand van de prullenbak, niet onder mn schoen die klaarstond om straks gedragen te worden, niet onder de stoel voor mn computer & niet onder t randje van de kachel, ook niet tussen de wirwar van draden die mijn leven de hedendaagse luxe & randvoorwaarden van mijn bestaan bieden.
Dus gaf ik t op. Ik stak t restant van de maaltijd in mn mond & ben gaan schrijven.
Zodat men weer op de hoogte is van de laatste ontwikkelingen in Zijperspace.