parkinson

Ik kwam eigenlijk net weer een beetje bij. ‘t Kleine hapje vlak voor vertrek had er voor gezorgd dat ik in slaap gevallen was. Door ‘t gesprek dat de jongen naast me voerde met ‘t meisje schuin tegenover me werd ik langzamerhand weer wakker. ‘t Zorgde er ook voor dat geen letter van m’n boek meer tot me doordrong.

M’n ouders vierden hun 45-jarig huwelijk voor familie, in ‘t eetcafé van m’n broer. Hun broers, zussen & aanhang gaven allemaal acte de présence, slechts uitgezonderd m’n vader’s zus uit Canada, vanaf 11 uur ‘s ochtends. Om de bijeenkomst niet al te druk voor m’n vader te laten zijn, waren de kinderen pas vanaf 4 uur welkom. Wij hadden ons feestje al eerder gehad. Die drukte van kinderen & kindskinderen zou er slechts voor zorgen dat m’n vader ‘t overzicht zou verliezen & voortijdig terug naar huis zou verlangen.

M’n vader was dapper. Vocht zich door de dag, zonder schijnbaar vermoeid te raken.
Ogenschijnlijk was dat. Een leek zou ‘t niet opvallen. Wij zagen dat-ie langzamerhand meer de blik van m’n moeder zocht, meer de veiligheid van haar gezelschap zocht. Ze hoefde maar een minuutje een gesprek ergens anders in de zaal te hebben & hij keek al verlaten om zich heen. Lichtelijk radeloos, op zoek naar iets vertrouwds. Zonder emotie overigens, want z’n gezicht is niet echt meer in staat de emoties te tekenen. Wij zijn inmiddels gewend aan ‘t dieper wegvallen van z’n ogen, z’n vragend verlangen naar m’n moeder slechts afgetekend door een licht openvallende mond. Wij kennen inmiddels de ziekte van Parkinson.

Dan ga je naast ‘m zitten. Legt je arm om z’n schouder, zoals je vader vroeger je arm om jouw schouder legde, & zegt: ”t Gaat wel, hè Pa?’ & Knikt ‘m bemoedigend toe, tegen beter weten in. Geef mij 100 van die onnozele glimlachjes voor zogenaamde bevestiging, ik lever in ruil een jaar van m’n leven in.

‘Dames & heren, Prins Claus is zojuist overleden,’ weerklonk de stem van de conducteur door de trein.
‘Godverdomme,’ was een zucht van iemand, ”t Was zo’n aardige man.’
& Vreemd genoeg trok ik m’n mond ook open.
‘Hij had de ziekte van Parkinson. Net als m’n vader.’
‘Jaja,’ werd er beaamd door de jongen & ‘t meisje.
‘Dan zie je zo’n man, of je vader, veranderen. Je ziet dat ze ‘tzelfde meemaken. Dat ze door hun zelfde ziekte snel op dezelfde manier veranderen.’
‘Ja,’ zei ‘t meisje, ”t was zo’n aardige man.’
De intercom van de conducteur leek per ongeluk aan te gaan.
‘Hahahahaha,’ hoorden we ‘m lachen.
‘Da’s ook vreemd,’ zei ‘t meisje, maar voordat ze haar zin kon afmaken ging haar mobiel af.
‘Ja, (…), ja,’ antwoordde ze, ‘We horen ‘t net van de conducteur hier in de trein. Maar die begon plotseling te lachen door de intercom. Gaf een heel raar gevoel.’

Thuisgekomen zie ik Claus in verschillende poses op tv, in verschillende situaties. Ik zie ‘m met z’n zoons. Constantijn legt in 1 van de shots z’n arm om de schouder van z’n vader. Z’n vader toont schijnbaar geen emotie. Ik zie die van mij. Zoals ik de laatste jaren altijd mijn vader in de verschijning van Claus wist te herkennen.
Bij ‘t zien van ‘t gebaar van Constantijn ben ik blij onwennig de arm om m’n vader te hebben geslagen. Z’n fragiele schouders te hebben gevoeld. M’n eigen kracht te hebben overgegeven. Ik was nog niet te laat.

In Zijperspace wordt ‘t effekt gevoeld.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *