pastachoca

‘Alsjeblieft,’ zei ik met een donkerbruine stem.
Je moet ’t vooral niet te snel willen zeggen. Elke vocaal moet trillend de keel verlaten, & door de mond net even wat verder open te stellen dan anders kan je er nog een extra welluidendheid aan geven. Zodat je voelt dat de bar mee dreunt op de traagheid van je ‘alsjeblieft’.
De dame keek achterom. Ze wilde voor een moment weten wie aangesproken werd met zoveel diepte.
Je moet ’t kunnen richten. ’t Effect was niet bedoeld voor de jongeman die ’t wisselgeld ontving. ’t Was gericht naar de rug van de dame. Ik wilde ’t zien bewegen. De ogen op mij gevestigd hebben. Soms weet ik van tevoren dat ’t gaat lukken, maar ik moet wel de avond daarvoor flink ingenomen hebben.

Op mijn zaterdags werk in de bieb mocht ik altijd de afkondiging doen. Dat we gingen sluiten.
‘Dames & heren, jongens & meisjes, de bibliotheek gaat sluiten. Wil iedereen de boeken & andere materialen laten registreren.’
Microfoon op de juiste afstand. Zodat ik m’n stem er in voelde trillen. Een weinig corrigerend als ik feedback kreeg vanuit de enkele boxen die verspreid door de bieb waren opgehangen.
& Na de mededeling kwam soms een vrouwelijke collega vanuit de boekenrekken.
‘Oh, Ton. Ik stond boeken op te ruimen, maar moest daar onmiddellijk mee stoppen toen je zei dat we gingen sluiten. Ik kreeg rillingen in m’n nek & kon bijna niet meer op m’n benen staan.’
Voor de rest waren ’t zeer fatsoenlijke mensen, nooit een onvertogen woord, altijd netjes in ’t gareel van de burgermoraal, ’t ras van bibliothecaressen.

Ik wendde me tot de dame. Juliane wist ik dat ze heette. Er lag een bonnetje op haar naam. Ik leunde over de bonnetjes heen om me verstaanbaar te maken.
‘Ken je die reclame nog van “Pastachoca, beregoed!”?,’ vroeg ik.
Ze keek me niet-begrijpend aan. Net als haar vriendin ernaast. Ook wel logisch: ze kon moeilijk van nederlandse afkomst zijn met een dergelijke naam. Ze sprak onze taal weliswaar vloeiend, maar met de naam van de vroegere koningin verraadt je je buitenlandse afkomst al snel.
Ik probeerde weer ’t lage timbre er in te gooien. Zodat de beer uit de reclame te herkennen was.
‘Toen zaten we misschien nog niet in Nederland,’ zei ’t buurmeisje van Juliane.
‘Dat vermoedde ik al,’ zei ik. ‘Vroeger was er een reclame voor pastachoca. Weet je wat dat is?’
Nog steeds diezelfde blikken van niet weten.
‘Dat is dat nederlandse goedje, bruin vaak, soms met witte slierten erin verwerkt, waar een nederlands kind, zogauw-ie zelf z’n boterhammen mag smeren, z’n mes er in steekt & vervolgens extra kliederig klodders mee tevoorschijn haalt, die hij op z’n boterham smeert. ’t Ziet onpasselijk van bruine derrie, maar ’t nederlandse kind heeft een bepaalde genetische afwijking waardoor hij ’t er juist aangenaam vindt uitzien. Vooral als er klodders naast ’t bord terecht komen. Dat vergroot de vreugde, & daardoor de uiteindelijke trek. Dat laatste vinden de ouders dan weer prettig.’
Ik keek of m’n beschrijving enigszins was overgekomen.
‘Is dat pastachoca net zoiets als nutella?’
‘Ja, precies. Vies, kleverig, stroperig, met een zweem van stront dat makkelijk hecht aan ’t mes van een klein kind. Speelgoedvreten eigenlijk.’
Ze knikten dat ze ’t begrepen. Ze hadden een beeld, stond in hun ogen geschreven.
‘Vroeger,’ ging ik verder, ‘werd er dus reclame voor dat goedje op tv vertoond. Dan stonden er een stelletje kinderen op een rijtje, kan ik me herinneren, met een beer voor hen. & Dan hielden ze een ‘Pastachoca-beregoed-wedstrijd’. Wie ‘t ’t laagst kon zeggen. De deelnemende kinderen deden hun buik naar voren, hun kin naar achter, & dan zeiden ze dat zinnetje. Waarop de beer ’t ook deed & elke keer weer won. Maar dat kwam doordat ze niet konden horen dat ik ook meedeed. Voor de tv. Want als ze mij hadden kunnen horen, dan had ik gewonnen.’
Trots keek ik ze aan. Nog even een demonstratie, dacht ik.
‘Pastachoca, beregoed!’ met m’n laagste registers.
Ze lachten.
‘Die reclame was er nog niet toen wij hier kwamen,’ zei Juliane.
‘Dat is meteen ’t mooie van mijn verhaal: jullie zijn nu weer wat meer in de nederlandse samenleving geïntegreerd. Ik kan best mooi verhalen vertellen, hè?’
Ik keerde me om om weer aan ’t werk te gaan.
‘Hé, Jag,’ zei ik in ’t voorbijgaan tegen m’n collega, ‘Juliane is verliefd op mij.’

Als je ’t maar vaak genoeg herhaalt in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *