plaspauze

Ik hoorde zacht ‘Ton’ roepen. Nog net hoorbaar in m’n vaart, achter me. Keek om. In ’t gras zat een gezicht met grijze haren. Die ik herkende omdat ik ‘r afgelopen vrijdag weer ‘ns had gezien. & De combinatie klopte. Klopte naar wat ze me had verteld. Een vrouw erbij, & een kind. De laatste ong 4 jaar oud. ’t Gezin compleet.
Ik keerde m’n fiets om. Lachte. Reed ’t gras op & zette m’n fiets op z’n standaard.
‘Zo zie je,’ zei ik.
‘Ja, inderdaad,’ zei Lineke.
Jaren niet gezien. & Toen ze had gezegd dat we elkaar wel weer zouden treffen, wisten we beiden dat ze gelijk zou krijgen.
Haar vriendin heette Anneke.
‘& Dat is Huug,’ zei ik.
‘Dat heb je goed onthouden.’
‘Die heb ik er meteen ingeramd.’
Namen van kinderen moet je onthouden. Daar moet je in ieder geval extra je best voor doen. Toch is ’t af & toe een puinhoop in m’n hoofd als ik die van mijn neefjes & nichtjes tevoorschijn moet toveren.
‘Ik heb wel een paar dagen aan je zitten denken,’ zei Lineke.
‘Goed zo.’
Lachte een beetje. Niet te veel. Want ’t gesprek van vrijdag was vrij serieus geweest. Nog geen 2 uur terug van vakantie & meteen zó’n gesprek.
‘Ik was onder de indruk dat ik niet de enige was die dat soort dingen voelde,’ ging ze verder. ‘Ik heb er ’s nachts wel over nagedacht.’
‘’t Is al jaren zo,’ zei ik, ‘maar in de familie praten we er niet altijd over. Proberen we ’t te negeren. Anders kan je ’t op een gegeven moment niet meer aan. Dan zouden we ‘tzelfde moeten doen als jij.’
‘Wat heb je aan je voet?’
‘O, dat had ik vrijdag ook al. Maar toen wist ik nog niet dat ’t zo ernstig was.’
In sommige gesprekken worden grote dingen kleine dingen, zonder dat ze daardoor naar de achtergrond verdwijnen. Ze spelen mee. Blijven meespelen.

We keken naar Huug. Hoe hij een nieuwe luier omkreeg. Terwijl Anneke vertelde wat zij in ’t dagelijks leven deed.
‘Mij assisteren,’ grapte Lineke, ‘als ik gestresst in de Melkweg foto’s sta te maken.’
Lach. Een duw tegen de elleboog. Terwijl de oude luier werd afgehaald.
‘Had je dan niet even kunnen zeggen dat je moest plassen, Huug?’ zei Anneke.
Huug reageerde niet. Hij kauwde op z’n appel.
‘Nee, ik zit in de voorlichting,’ ging Anneke verder. ‘SOA; geslachtsziektes.’
‘Veel te veel mensen weten daar te weinig van,’ vulde Lineke aan. ‘Weet jij bijv hoe groot jouw risico op een geslachtsziekte is?’
‘Ja, nihil.’
Ondertussen zat Huug aan z’n piemel te jeuken. Hij lag op ’t doek. Anneke was een schone luier uit de tas aan ’t halen.
‘Ik heb slechts 1 keer per jaar sex, denk ik.’
‘Da’s niet vaak,’ zei Lineke.
‘Vaak genoeg om daar een geslachtsziekte aan over te houden,’ zei Anneke.
Ze lachten. Terwijl de luier om de billen van Huug getrokken werd.
‘Hij is al zindelijk, hoor,’ zei Lineke, ‘maar op dit soort uitstapjes gaat ’t nog steeds wel fout.’

Huug rende weer rond. In z’n luier. Z’n broek was nat geworden. Maar ongegeneerd rende hij langs de boomrand. Met stokjes in z’n hand.
‘Hij is nieuwsgierig naar de mensen die tussen de bomen plassen,’ vertelde Lineke. ‘Dat wilde hij ook.’
Op een gegeven moment een gil.
Hij moest weer. Tegen een boom ditmaal. Lineke stond op om ‘m te helpen.
1st Wilde ze geen kind, had ze vrijdag verteld. Maar haar vriendin wel heel graag. Toen hadden ze een donor gevonden die z’n zaadjes af wilde staan. Zo zei ze ‘t. & Toen ’t kind gekomen was, vond ze ’t prachtig.
Kan je nagaan, had ik toen gezegd, dan hadden we elkaar meer dan 4 jaar niet gezien.
Nu stond ze haar zoon te helpen met plassen tegen een boom.
Ze kwamen even later terug. Lineke ging weer op de deken zitten. Deelde een dropje uit. Huug ging rende verder. 1st Een rondje om ons heen.
‘Goed, hoor,’ zei Anneke. ‘Hartstikke goed van je, Huug.’
& Naar Lineke: ‘Dat was de 1e keer buiten, zeker?’
‘Nee, gisteren waren we hier ook. Toen hij steeds mensen de bosjes in zag gaan, vroeg-ie wat ze deden. Toen heeft-ie ’t voor ‘t 1st gedaan.’
‘Anders had je een historisch moment meegemaakt,’ zei Anneke tegen mij.
‘Hoe deed je ‘t, Huug?’ vroeg Lineke.
Hij boog door z’n knieën. Pakte denkbeeldig z’n plasser vast. Ging achterover hangen. & Lachte voldaan.
‘Nee, je moet naar voren hangen. Je moet kunnen zien wat je doet.’
Hij rende weer weg. Zag tegelijkertijd weer een vrouw uit de bosjes komen. Wij staarden haar ook na.
‘Daar werd-ie zo nieuwsgierig van.’
De vrouw keek alsof we wat van haar moeten.

‘Ik moet maar weer ‘ns verder gaan,’ zei ik.
‘Ja, we komen ‘ns bij je op je werk langs. We rijden er wel altijd voorbij, maar zijn nog steeds niet geweest.’
‘Is goed.’
In de verte stond Huug toen ik weer op m’n fiets stapte. Met z’n stokjes slaat-ie op een grote boom. De boom van daarnet paste daar wel 10 keer in.
‘Die wil-ie de volgende keer omplassen.’
‘Een echte man,’ vulde ik aan.

& Ik reed weg, fietste verder door m’n eigen Zijperspace.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *