De wereld wordt saai. ’t Leven hier. Ik kan op een terras gaan zitten. Voor me uit kijken. Converseren eventueel. & Daar houdt t mee op. Dan kan ik gaan fietsen. De stad door. Op weg naar een volgend terras. Voor nog meer bier. Voor nog meer onbekenden die passeren. & Enkele blzs van mn boek.
Ondertussen doe ik een beetje boodschappen. Tussendoor eigenlijk. Als ik niet thuis zit of op een terras. Vooral niet te veel, want ik moet ze dragen. Ik moet ze van de fiets afladen. Maar belangrijker, want riskanter: ik moet stoppen met mn fiets. Terwijl de boodschappen hoog opgestapeld staan. Remmen, vaart minderen & dan op een gegeven moment de voeten op de grond. Dat zijn de zwaarste taken voor een manke. Er mag niets vallen, de tas mag niet voorover gaan hellen. De voeten moeten juist neergezet.
Ik heb er inmiddels een speciale methode voor ontwikkeld. Ik gooi, net als voorheen, mn rechterbeen, de geblesseerde, over mn zadel. Zo rond t laatste moment, de laatste paar meters. Ik heb nog een klein beetje vaart. Zonder snelheid val je. t Been zwaait eroverheen. Ik laat de linkertrapper met mn linkervoet ook los, kom daarmee op de grond terecht & stuiter de laatste decimeters richting plaats van bestemming. Op de linkervoet vanzelfsprekend. De gang die er nog inzit zorgt voor t stuiteren. Als de rechtervoet uiteindelijk volgt, kan die in de achterna komende beweging gelijk de standaard tevoorschijn klappen. Mn fiets staat. Ik ernaast. De boodschappen hopelijk nog balancerend in t voorbakje.
Dus meestentijds lees ik een boekje. Of een boek. Om de tijd door te komen. Terwijl ik dat voorheen om een andere reden deed. Die andere reden is er nog steeds wel, of misschien moet ik andere redenen zeggen, maar die ene is wat belangrijker geworden. Er zijn nu heel veel uren die ik op moet vullen. Terwijl iedereen andere dingen te doen heeft.
Maar ook al zouden ze dat niet hebben, zogauw ze zich met mij zouden bemoeien zou de onrust nog groter worden. Door stilzitten wordt de meeste onrust veroorzaakt. Door verandering van omstandigheid wordt dit alleen maar extra bevestigd.
Ik communiceer derhalve met mn theepot. Die piept lucht door zn schenktuit. Die eigenlijk hermetisch gesloten dient te zijn. Borrelend, kriebelig piepend scheidt t lucht uit. Een dotje lucht met een omhulsel van thee. Water dat heeft staan trekken in theeblaadjes. Dat hoor je. t Water in ieder geval.
Ik zeg: Hou nou ns op.
& Daar luistert de theepot dan niet naar.
De theepot moet ik eigenlijk thermosfles noemen, maar dat vind ik minder passend. Ik hou van m zoals-ie is, maar ik noem m theepot. Dat is immers zn voornaamste functie.
Ik moet je binnenkort maar ns gaan vervangen, mompel ik vervolgens tegen m.
Waarop t fluitend piepje een treurige toon krijgt. Ipv omhoog gaat de toon enkele noten omlaag.
Ik strek dan mn been. t Wordt weer ns tijd om een andere houding te vinden voor mn voet. De theepot gaat door met zn reflectieve samenzijn met zichzelf.
1 Voordeel heeft t wel. Ik vind dat ik nu over de stoep mag fietsen. Dat de buurvrouw er dan niks over mag zeggen. Ook over de markt. Mn ingetapete voet springt ertussenuit. Tussen de ontelbare schoenen die zich op de markt voortbewegen. Zeker als ze evengoed trappend werk verrichten.
Ik zit dan te wachten op een opmerking. Ik hoopte van de week op een stadswacht, of zelfs politie. Op de Albert Cuyp. Leek me spannend. Ik een zielig verhaal afsteken als zij verbaal hadden opgemaakt. Als je uiteindelijk mag zeggen wat je beweegredenen zijn voor dergelijk gedrag: fietsen waar dat niet is toegestaan. Als ze nog net een klein stukje papier overhebben. t Witkader onderaan. Dat ik dan vertel dat ik moeilijk anders kan met mn voet. & Dat ik dan mn voet laat zien. Of voordoe hoe ik anders zou moeten lopen. Heel zielig mank.
Dat lijkt me leuk. Heb ik er nog een beetje profijt van.
Maar niemand zegt wat. Ze kijken hooguit naar mn voet. & Laten me voorbijfietsen. Maken zelfs extra ruimte.
De wereld is maar saai, momenteel in Zijperspace.