plekje

‘Meneertje, je hebt een plekje.’
& Onwillekeurig glijdt m’n vinger met haar blik mee. Hij heft zich op, m’n wijsvinger rechterhand, & volgt de weg naar vlak onder m’n kin. Een 10 cm verschil. Nog net op ’t harde bot van de bovenkant borstkas.
Elk onderdeel van ’t lichaam zal wel een naam hebben. Als studenten geneeskunde over ’t lichaam moeten leren praten, moeten leren hun docent te verstaan, zullen ze zich 1st die extra taal eigen moeten maken. Een extra vocabulaire.
Daar zit 1 woordje tussen dat aanduidt waar ’t plekje zit waar Roswitha op doelt. Waar de 2 helften van de borstkas aan de bovenkant samenkomen & tezamen een kuiltje vormen onder de kin.
Waarvoor zou dat zijn bedoeld, die uitsparing? Om je kin ruimte te geven, als je wil zien wat beneden je ligt? Om je keel ruimte te geven, voor de lucht & ’t voedsel dat naar beneden gevoerd moet worden?
’t Zal een belangrijke naam hebben, maar ik noem m’n plekje zoals Roswitha ’t noemt: plekje. Dan weet ik waar m’n vinger moet zijn om te zien of ’t er nog is.

& De volgende dag zegt ze ’t weer: ‘Meneertje, je hebt een raar plekje.’
& M’n vinger volgt haar blik.
We zijn nog lang zo doorgegaan.

Ik bel voor een afspraak. Krijg plots de huisarts zelf aan de lijn.
‘Hé,’ zeg ik verbaasd.
‘Ja, ik ben de huisarts zelf,’ zegt hij.
Dan kan ik ’t wel makkelijker uitleggen, bedenk ik snel.
‘Ja, ik heb een plekje dat weggesneden moet worden.’
Maar dat is niet duidelijk genoeg.
‘Een talgkliertje,’ voeg ik er aan toe, onduidelijk, omdat ik ’t voor ‘t 1st in m’n mond neem.
Tot op dat moment was ’t plekje nog geen talgkliertje geweest. Nu plots had ze een naam gekregen van haar schepper.
‘Wat?’ zegt m’n huisarts.
‘Een talgkliertje dat irriteert,’ verklaar ik nader, met luider stem nu ook, ook al zal ik misschien verkeerd zijn in m’n woordkeus.
We maken een afspraak. Hij onwennig, omdat-ie geen assistent is, ik evenzo, omdat ik niet weet of ik me nu juist heb uitgedrukt. Straks staat-ie met de verkeerde apparatuur klaar.

‘Niet elke huisarts kan dit toch?’ vraag ik als ik mezelf neerleg.
‘Nee, maar ik heb natuurlijk een opleiding voor hartchirugie gehad,’ reageert m’n huisarts. ‘Ik moest wel borstkassen opensnijden tijdens de les. Vanwege ’t bloeden was je dan de hele tijd bezig aders dicht te schroeien. Dan moest je niet ’s avonds een barbecue hebben.’
‘Ik zou momenteel ook niet zo’n trek hebben,’ zeg ik.
‘Hou dit maar vast,’ zegt m’n huisarts.
Hij reikt me een stalen plaat aan, ter grootte van m’n handpalm, met een snoer er aan gekoppeld.
‘Anders krijg je straks een heel ander kapsel,’ legt-ie uit.
‘Oh, da’s voor de geleiding,’ begrijp ik.
Hij komt met de naald aanzetten, voor de verdoving.
‘Dit kan even pijn doen.’
Hij leunt over m’n ontblote borst, pakt een stuk huid vast & drijft de naald er in.
‘Ach, dat viel wel mee,’ zeg ik na afloop.
We houden kort pauze, om de verdoving z’n werk te laten doen. Dan komt m’n huisarts met ‘t bewuste apparaat aanzetten. Ik heb even geen zin om de details te aanschouwen.
‘Ik geloof dat ik iets dieper moet,’ zegt de huisarts na enkele pogingen. ‘De wortel zit dieper. Anders krijg je er volgende week weer last van.’
Z’n ogen vernauwen, hij tuurt m’n lijf in, & zet ’t apparaat weer op m’n borst. Er komen wolkjes vrij. Ik zie ze zwart naar boven stijgen.
‘Dat is een deeltje van mij dat in rook opgaat,’ zeg ik.
‘Ja, dat deel van jou is vernietigd,’ zegt m’n huisarts.
‘Ik heb nooit gedacht dat ik zo zou ruiken.’

Een plekje minder om te zien of ’t er nog is in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *