Volgens onderzoek durft 75 % t niet toe te geven, ook al worden de resultaten anoniem verwerkt. Wat meteen de resultaten van juist dit onderzoek enigszins onbetrouwbaar maken.
Stel dat 75 % t niet durft toe te geven, betekent t mijns inziens dat in ieder geval deze 75 % t bij tijd & wijle doet. & Dan is er ook nog dat andere gedeelte van 25 % waar mensen tussen zitten die t juist wél durven toegeven.
Daarbij moet ik natuurlijk zeggen, zoals hierboven reeds geconstateerd: niet geheel betrouwbaar.
Laten we er vooralsnog gemakshalve evengoed vanuit gaan. Hoewel t eigenlijk niet belangrijk is voor de rest van mn verhaal. Hoewel ik nu voor mezelf heb vastgesteld dat tgeen ik ga zeggen, voor bijna iedereen herkenbaar is.
Een ex-vriendinnetje, die in haar jeugd een jaar lang in Zwitserland verbleef, vertelde me ooit dat t in de zwitserse schoolklassen heel normaal was als je en plein public de vinger in je neus stopte. Haar toenmalig vriendje, zon beetje de meest populaire jongen van de klas, zat uitgebreid van zn interne speurtochten in de schoolbank te lunchen & niemand nam daar aanstoot aan.
De enige conclusie die ik daar aan kon verbinden was dat dit misschien een verklaring kon zijn voor t feit dat t zwitserduits zo moeilijk verstaanbaar was. Tijdens de spraakontwikkelingsfase zit die vinger de hele tijd lastig in de weg, waarbij door de ouders blijkbaar niet corrigerend wordt opgetreden. Ze verstaan t kind toch evengoed wel, zo getraind als zij zelf zijn in t verstaan van iemand die tijdens t converseren de gaten in t hoofd bezig is te ledigen.
Ik wilde bij t bekomen van deze wetenschap in t vervolg niet al te graag meer met mn ouders mee op vakantie naar t zwitserse. Ik had in de loop van mn toen nog relatief korte leven de nederlandse gewoonte ontwikkeld enig lichaamsdeel slechts in private omstandigheden ergens in te stoppen.
Dat was mn vader al eerder te weten gekomen. Toen deze mij, t was nog in de tijd dat ik voor klokslag 9 te bed moest liggen, een nachtkus wilde geven, kwam-ie er zeer onfortuinlijk achter dat ik de gewoonte had enige druk achter in mn neus op te bouwen, om zodoende de in bepaalde mate vloeiende substantie naar buiten te bewegen.
Dat bevond zich op dat moment nog op mn bovenlip.
Hij zei me na afloop van de daardoor veroorzaakte ontsteltenis, dat-ie me voortaan alleen nog van een trustenkus zou voorzien bij t volle licht van de lampen in de huiskamer.
Zo werd ik al vroeg volwassen, gemeten aan t feit dat ik zonder nachtelijke groet van mn vader de rest van mn leven moest zien te slijten.
Een favoriete plek tegenwoordig om tot dit soort handelen over te gaan is voor mij t toilet. Heerlijk met de deur op slot, vol licht dat schijnt over mijn gezicht, & vaak bevindt zich in de sanitaire voorzieningen ook nog wel een spiegel, waarmee gecontroleerd kan worden of alle afzonderlijke deeltjes wel zorgvuldig genoeg zijn verwijderd.
Daarbij pleeg ik vaak 2 handelingen met elkaar te combineren; ik heb mezelf ooit opgelegd dat t leven veel te kort is om er op zn 11 & 30st doorheen te trekken, wil men niet genieten van de vele aspecten die t verkeren op aard te bieden heeft. Zodoende gebruik ik mn linkerarm om mn onderarm uit mn gulp te voorschijn te laten floepen, & mn rechter, nog steeds schoon & niet verdorven door tgeen mn onderbroek dient tegen te houden, om mn wijsvinger op onderzoek te sturen naar datgeen dat verholen ligt in de bovenste regionen van mn lichaam.
Innig tevreden over gedane arbeid was ik na afloop mn beide handen.
Vaak echter, gezien t feit dat ik me jarenlang allenig door de dagen, weken, maanden heen sloeg, gebruikte ik de uren dat ik mij in die omstandigheid van niemand om mij heen bevond, om mij van t inwendig vuil te ontdoen. Liefst geheel gedachteloos, tijdens andere bezigheden, wederom om dit veel te korte bestaan ten volle te kunnen benutten.
In die hoedanigheid bevind ik me vaak als ik me voor mn beeldscherm weet geplaatst. Met af & toe uitzicht op de tuin, afhankelijk van hoe of ik mn hoofd wens te wenden. Maar als ik geconcentreerd bezig ben, in gedachten over welke zin, welk woord, de voorgaande moet gaan opvolgen, pleeg ik niet de moeite te nemen mij op de hoogte te stellen van de weersomstandigheden buiten. Laat staan om te kijken of mn achterbuurman op zn balkon een sigaret staat te roken.
Ik was juist klaar met mn neus geheel te ledigen toen ik, op zoek naar t onvindbare woord dat mn gemoedsstemming ten volle zou moeten omschrijven & in dergelijke gedachtes geheel vezonken een glimp naar de inspiratie buiten keek, ontdekte dat deze man met zn zwager de buurt schijnheilig aan t inspecteren was zogauw mijn blik die van hen kruiste.
Ik voelde me als een betrapte Zwitser in Zijperspace, maar dan in aanwezigheid van mn vol verstand.