reuk

Nu zit ik op een bank. Mijn bank. Te staren naar de rugzak die nog steeds een ander onderkomen moet vinden dan in de woonkamer. Evengoed vindt er een zucht van opluchting in mij plaats dat ik in ieder geval de slaapzak van de week heb op durven ruimen. Zodat-ie niet verstofde. Ik ben weer op de plek waar niets veranderd, of anders zeer langzaam. M’n jas hangt te drogen vlak voor de kachel, m’n sweater met kapuchon hangt over de eerder genoemde bank. Ze bereiden zich voor op wat morgen komen gaat.

Daarnet kwam ik met dezelfde jas aan in Paradiso.
‘Van ‘t begrip ‘regenjas’ heb je zeker nog nooit gehoord?’ zei de jongen van de garderobe.
‘Dit is een regenjas,’ was mijn tegengas.
‘Misschien 1tje aanschaffen die waterafstotend ipv -doorlatend is,’ zei de chef de garderobe wijs.
‘Ik ben anders erg blij met m’n jas. Ik loop er graag mee,’ luidde mijn verdediging.
De jongen vertrok geen spier in z’n gezicht. Alleen z’n handen funktioneerden. Om m’n jas aan te pakken, aan een haakje te hangen, & deel te laten worden van de jassenbergplaats van Paradiso.

Nog iets langer geleden zeiden mijn collega’s mij dat ik makkelijk om ¼ voor 9 kon vertrekken. Anderen deden dat ook zo vaak. Dan moest ik dat ook wel een keertje kunnen doen. Zij deden de rest wel met z’n 3-en.
Ik pakte m’n spullen. Stap voor stap. Elke beweging moest optimaal effekt geven, zodat m’n collega’s ten volle van mijn vertrek konden profiteren, zo min mogelijk last ervan ondervonden.
1st M’n shirt aan. Dweiltjes mee naar achter. Vervolgens m’n sweater. Bezem in ‘t rek. Pet op. Fooi op een andere plaats. Jas aan. Licht uit achter de bar.

Tijdens ‘t concert zag ik vooral meisjes die, veel kleiner als ik, over alle schouders moesten kijken. De hoofden haalden ze nogeneens. Behulpzaam ging ik maar dwars staan. Zo onopvallend mogelijk. Ze moesten eens gaan denken dat ik dat voor hun deed.
Voor de rest lange mannen. Jonger dan ik. Maar langer. Lange mannen die niet stil konden staan. Onverantwoordelijk gedrag tegenover de kleine meisjes achter ons, want zij moesten met hun hoofden heen & weer zwaaien om toch nog iets te zien.
De lange mannen roken. Ik stond ernaast, zodoende weet ik ‘t zeker. Ik vroeg me af of ik ook zo rook.

Ik was van plan geweest een ander t-shirt aan te trekken. Had ‘m speciaal daarvoor meegenomen naar m’n werk. Daarnaast zou ik een italiaanse douche nemen.
In de haast van ‘t straks beginnend concert, de drukte van ‘t opruimen, ‘t perse willen helpen van m’n collega’s, ‘t snel enkele boterhammen naar binnen schransen, was ik dat allemaal vergeten.
Werkt dat net als bij knoflook? Als je knoflook hebt gegeten ruik je de andere gebruiker niet meer. Nu ik die lange mannen rook, betekende dat dat ik die geur niet met me meedroeg?

De kleine meisje stonden achter mij. Niet achter de lange mannen.
Ik ben niet zo lang als lange mannen.
Mijn jas zou waarschijnlijk ook wel ruiken zogauw die vriendelijke garderobe-jongen hem mij weer aan zou reiken.

Daarom heb ik ‘m meteen te drogen gehangen. Hij mag morgen niet ruiken.

De rest wassen we wel in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *