We hebben allemaal een hekel aan haar, maar ik nog een beetje meer dan de rest. Eigenlijk moet ik zeggen dat we geen van allen zin hebben om haar te helpen, we gaan ‘r uit de weg. & Ik nog een beetje meer, omdat ik door m’n andere baan de mogelijkheid heb haar nóg 2 dagen in de week te zien. 5 Dagen in de week iemand moeten helpen die je liever niet ziet, omdat ze je niet ligt, is te veel.
Ze heeft ondertussen al de bijnaam ‘de Rooie’, niet alleen om haar rode schoudertas. Vooral door haar rode kop die ze heeft, terwijl ze op haar flesjes bier zit te wachten. De volgende dag heeft ze ze alle 8 alweer op. ’t Laat zich raden waar ze die rode kop van heeft.
We kunnen er elke keer niet over uit: hoe ze elke keer overal onderuit probeert te komen. Heeft ze weer geld tekort: ‘Mag ik dat misschien morgen bijbetalen?’ Wil ze koud bier dat eigenlijk voor gebruik in ’t proeflokaal bestemd is; ze krijgt ’t voor elkaar enkele mee te krijgen. & Achteraf is iedereen heftig verontwaardigd. Hoe heeft dat nou weer kunnen gebeuren?
‘Nee,’ luidt onze botte reaktie tegenwoordig.
Ook al staat ze geduldig te wachten op haar beurt & laat ze desnoods mensen voorgaan, ’t vergroot slechts onze afkeer van haar. Want dan komt ze weer met haar zijïge stem zeuren om enkele flesjes. & Moet haar weer opnieuw verteld worden wat de prijs van de div soorten bedraagt. & Welk bier welke smaak, welke kleur, welk alcoholpercentage heeft.
Je bent daardoor zowiezo 5 minuten met haar bezig.
Al zou ze dit soort gedragingen niet vertonen, dan nog zou de hekel aan haar verschijning vanzelf ontstaan. Ze roept ’t op zichzelf af; ’t ligt aan haar uitstraling, haar houding, haar stem. Zogauw je haar ziet, zie je een onverzorgd huis voor je; stel je je haar lichaamsgeur voor zogauw je in de nabijheid van een meter komt, die gedachte alleen al doet je terugdeinzen; denk je dat ze weer een poging gaat wagen alles zo goedkoop mogelijk te krijgen.
Ik help haar niet meer. Ik ben verdwenen zogauw ik haar aan zie komen, heb opeens wat anders te doen. M’n collega’s accepteren dat, waarschijnlijk omdat ze weten dat ik haar nog wat vaker zie dan de rest. Ze ontzien me, zogezegd.
Tegenwoordig wil ze er ook meteen een biertje uit de tap bij. Die ze dan in een rap tempo achterover slaat.
Vanmiddag begon ze echter te zeuren over dat er te veel schuim op haar bier zat.
‘Kan er misschien wat minder schuim op?’
‘Ik heb ‘m normaal getapt. Iedereen krijgt zoveel schuim,’ antwoordde m’n collega.
‘Ik hou niet van zoveel schuim.’
‘Ik ga niet met een spatel ’t schuim eraf scheppen. Dit is een goed getapt biertje & zo willen we dat ons bier er uit ziet.’
Ze hield haar mond & dronk haar glas leeg.
‘Een beetje zitten zeuren over teveel schuim,’ vertelde m’n collega na afloop van ’t werk, ‘nou, ze moet niet zeuren, want toevallig heb ik met alle flesjes die ze kocht in ’t hok een tijdje staan dansen. Ze zijn heerlijk door elkaar geschud. Kijken of ze thuis dan nog klaagt over schuim op haar bier.’
& Elke keer denken we dat ’t haar laatste keer was in Zijperspace.