Ik bukte voorover & rook steen.
Alsof je dat kan ruiken.
Ik rook Zwitserland. Een bedding bij warm weer. Steenformaties om over te springen, van steen naar steen. Jonge benen. Om kristallen tussen te zoeken. Pleiterstenen te vinden, die omhoog schieten tussen de golven heen. & Schaduw die spaarzaam is. Mn vader, die ons meegenomen had hiernaartoe.
Niet dat ik mn vader rook. Ik herkende hem achter die geur. Zijn verantwoordelijkheid. Zijn houding van ons laten spelen, ons laten vakantie vieren. Ons mee op sleeptouw nemen.
Terwijl ik gewoon in mn eigen tuin stond & slechts voorover bukte om een in de zon glinsterende glassplinter op te ruimen.
Een zweem. Een herinnering op geurniveau.
Ik denk niet de hele dag aan hem. Ik doe mn dingen. Ik werk.
Fret zei: Wat ben je stil, Ton.
Ik zei: Niet zo brutaal, hè Fret!
Niet nadenkend over waar hij aan refereerde. De oude grapjes makend. Verwachten dat t volgende grapje van hem afkomstig is.
Fret vroeg: Gaat t goed, Ton?
Ik antwoordde: Ja, gaat lekker.
Hoewel ik heus wel wist dat de automatische besturing aan stond.
Ergens in mn achterhoofd zei t dat ik geen grapje ervan kon maken.
Ik doe mn best, zei ik dus maar stoer, rechte schouders, alsof ik breed ben, vinger omhoog, van kijk mij nou staan.
Kijken of daar nog een grapje van te maken valt.
Ik koop cds. Voordat t te laat is. Thuis durf ik ze pas te beluisteren. Ik wil dat niet in de winkel.
Ik wil niet dat men merkt dat ik de muziek van mn vader aan t luisteren ben. Alsof ze me zouden herkennen.
Hé, koop jij muziek die van je vader is?
Die van m’n vader wás, zou ik verbeteren.
Ik koop in anonieme platenzaken. Groot. Brede collectie.
Maakte echter toch de fout de volgende dag terug te komen. 2e Cd aan te schaffen.
Tot mn schrik tzelfde personeel. De jongen die me had gewezen waar Willem Vermandere stond. t Meisje dat de bijpassende cd uit t schap achter zich had gehaald, in t hoesje had gestopt, had afgerekend.
De jongen keek 1 ogenblik recht in mn ogen. t Meisje lachte me toe. Ik vermoedde herkenning.
Ik wilde anoniem zijn. Ik wilde weten dat ik thuis alleen zou zitten. Zou luisteren naar muziek die van mn vader was.
Ik wil m nog even bij me hebben.
Ik koop steeds de verkeerde cd. Maar morgen durf ik niet.
Ik pluk plantjes uit mn tuin. Plantjes die ik te veel vind. Geef namen aan tgeen ik onderweg tegenkom.
Als mn vader.
Ik peins. Merk weer dat t t begin van t seizoen is. t Seizoen van namen geven.
Pa, hoe heet dit?
Een hum.
Ik moet elke jaar weer opnieuw op zoek naar de namen van de plantjes, voegde hij er altijd aan toe.
Zo vaak gehoord.
Ik ben mn vader die stoer de wereld inkijkt als mn buurmeisjes vragen wat ze in hun tuin hebben staan. Ik heb geoefend op mn eigen tuin. & Op mn vader, enkele seizoenen geleden.
Die berenklauw moeten jullie weghalen.
& Dat is akelei.
Jullie hebben allemaal ooievaarsbek staan. Waarschijnlijk vanuit mijn tuin komen overwaaien.
Die kleefkruid & winde kunnen jullie wegtrekken. Dat woekert alleen maar.
Ik ben eigenlijk al ver op weg in t seizoen. Ik heb mn vader er niet bij nodig.
Maar zachtjes tikt-ie op mn rug, wil-ie nog niet weg uit Zijperspace.