schouwen

Ik heb de uitnodiging voor ’t bierfestival maar van de schouw gehaald. ’t Is immers al 2 weken geleden. Op 2 maanden na een jaar terug dat ik ‘m van Marlies ontving met m’n 15.000e verdagdag.
Ik ben niet goed in bewaren, zei ik vorige week nog tegen Roswitha. Ik kan er geen structuur in aanbrengen. & Waar geen structuur in zit, daar verlies ik overzicht over. Losse papieren zijn niet te categoriseren.
Ansichtkaarten evenmin. Tenzij verstuurd wegens belangrijke momenten. Mijlpalen. Dan blijven die ansichtkaarten een tijdje tussen andere belangrijke momenten staan.
Door ’t verwijderen van de uitnodiging verscheen een kaartje voor m’n 40e verjaardag. Toen al m’n broers hier waren. Iedereen was er, behalve m’n vader. Die zou nog geen 4 maanden later in ’t verzorgingstehuis waar-ie op dat moment verbleef komen te overlijden.

Iemand anders werd 30, zegt een volgend kaartje boven de kachel. Ik zou komen, ergens in september van dat jaar, had ik beloofd, maar kwam niet. Er was weer wat belangrijks. Terwijl ik naar ’t kind kijk dat als blik op de toekomst op de uitnodiging staat afgebeeld, de persoon probeer te herkennen die me vroeg bij die verjaring aanwezig te zijn, doe ik pogingen te achterhalen welke reden ik had om dat juist niet te zijn die avond. Ik stel me de kroeg voor, waar ’t heeft plaatsgevonden, zo zonder mij. Een lege kruk, een zoen te weinig, een 10tje minder aan bier uitgegeven. Zou ik wel grappig zijn geweest, zou m’n aanwezigheid zijn opgemerkt?
De avond van Carels verjaardag vertrok Theo altijd bijtijds richting huis, vertelde hij gister, om toch nog thuis 12 uur, ’t begin van zijn eigen verjaardag, mee te maken. Dan zei hij ‘Tot morgen’ tegen Carel. & Dan zagen ze elkaar ‘morgen’, op de verjaardag van Theo dit keer.
De uitnodiging voor die 30e verjaring leg ik ook weg. De persoon in kwestie moet inmiddels al 31 geworden zijn.

De opening van Monk op 13 mei. Een week na m’n verdagdag. 05-05-05. Plus een dag. De officiële opening van Monk.
Ik had Quint ruim van tevoren gemeld dat ik op die dag niet zou kunnen.
Mensen doen vaak dingen op dagen dat ik niet kan.
We hadden ’t er nog over gehad dat ik dan misschien achter de bar zou staan. Voor een uurtje, zoals ’t maar net uit zou komen. Maar als je er niet bent, dan heeft men ook niets aan je.
De schouw staat vol met dingen die er niet zijn. Geen herinnering, geen aanwezigheid, slechts een papieren voetnoot ten teken dat ’t ook anders had kunnen lopen.

Ik kom een bedankbriefje tegen. Op stemmig bruin, hard papier. Door de hitte van de kachel is-ie perkamentachtig gaan krullen.
‘Thank you for being so helpful to us while we were in Amsterdam.’
& Bedankt voor ’t bier. & Bedankt voor de geweldige tijd.
Als dank hebben we een t-shirt bijgesloten, zegt ’t briefje bovendien.
Ik kijk naar de datum bovenaan. 4 Januari 2001. Dan mag ik ’t inmiddels vergeten zijn, denk ik bij mezelf.
Ik had ’t op de schouw gezet om ’t te onthouden. ’t Heeft niet mogen baten. Ik hou de brief boven de prullenmand & schuif er met m’n hand zoveel mogelijk van ‘t stof af. Niet dat ’t helpt. Maar ik denk nog wat langer na. 1 Van die 100-en shirts van mij is afkomstig van John & Matt. Als ik wist welk zou ik ‘m vandaag nog dragen.
Ik durf de brief niet te verwijderen & plaats ‘m terug. Als er straks 2 personen voor me staan & zeggen dat ze John & Matt zijn, dan weet ik die brief misschien wel te voorschijn te halen. Als er niet te veel verjaardagen hebben plaatsgevonden.

De foto van m’n vader. Starend over Santiago de Compostella. Rugzak. Wandelschoenen.
Ik hoef er niet naar te kijken, ik weet zonder kijken al hoe de foto er uit ziet. Ik denk dat ik zelfs weet hoe hij op dat moment rook.
& Ook al weet ik dat alles, hij blijft staan. Vreemd dat juist de dingen die niet opgehaald hoeven te worden, omdat ze toch al aanwezig zijn, moeten blijven.

Dan afspraken. Afspraakkaarten, losse notities van afspraken, met huisarts, ziekenhuis, fysiotherapeut, etc. Allemaal ihkv gezondheid. De achtergrond opgesierd met labbriefjes, witrode formulieren voor onderzoek in ‘t laboratorium in ‘t ziekenhuis, die me de gelegenheid moeten geven bloed te laten prikken.
Dat is om nog even wat langer door te gaan. Om me daar enigszins van te verzekeren.
Naast dat stapeltje ligt de rouwkaart van Carel. Die laat me voorlopig niet in de steek. Des te doder hij is, des te voller ’t in deze hoek van de schouw wordt.

Een geboortekaartje plaats ik prominent op de voorgrond van Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *