solo

‘Ik heb 3 kleintjes hier in huis, die ik niet zomaar alleen kan laten,’ zei m’n moeder.
O ja, dat was waar ook. M’n neefje & nichtjes. Ook nog de kat & de hond van de broer die op vakantie was.
‘& Van de week komt dan ’t andere kleinkind nog. Want wat de 1 mag, dat wil de andere ook.’
Dan zou ik wel in m’n 1tje gaan. & Ik kon ook best lopen vanaf ’t station. Ze hoefde me niet op te halen.
‘Mag ik dan wel je fiets lenen?’ vroeg ik. ‘Dan fiets ik even heen & weer naar Pa.’

‘Hallo.’
Op zo’n afdeling ben je vooral bezig met iedereen gedag te zeggen. ’t Moet vanzelfsprekend lijken dat je er bent. Uit je groet valt dan op te maken dat je er al eerder bent geweest. Dat móet er uit op te maken zijn. Je moet ’t dus wel goed doen. Ontspannen. ’t Gezicht trekkend: ‘Ik ben familie & dat kan je zien’.
Zenuwachtig liet ik de deur ondertussen achter me dicht vallen. Me angstvallig bedenkend welke 3 vingers ook alweer tegelijk in ’t toetsenbordje gedrukt moesten worden, op welke cijfers, om ’m weer open te krijgen.
Ik zag mezelf al eeuwig opgesloten zijn op de afdeling van m’n vader.
& Tijdens die gedachte zei ik zo ontspannen mogelijk de verpleegsters gedag.
‘Hallo.’
Ze lachten vriendelijk naar me.
Dit gedeelte was gelukt.

‘Hoi, Pa.’
M’n vader hing voorover in z’n stoel. In de deuropening. Z’n voeten poogden ‘m verder te trekken, maar de kracht trok aan de verkeerde kant van ’t karretje.
‘Hoi, Pa,’ herhaalde ik nog maar ‘ns.
De communicatie gaat hier vaak niet verder dan de groet.
Hij keek op.
Misschien een herkenning. Z’n blik werd in ieder geval een beetje levendiger. Van wezenloze ogen naar ogen die zich richtten. Ogen die mijn ogen ontmoetten.
‘Geef me ‘ns een zoen.’
Ik, die m’n vader commandeerde. Gaf m’n vader 3 zoenen op z’n wang.
Waarna ik niet meer wist wat ik moest doen.
‘Hoe gaat ’t ermee?’ vroeg ik aan een medebewoonster in een stoel bij ‘t raam.
Ze keek me aan. Schuins. Vragende blik.
‘Dat weet ik niet,’ zei ze.
Langzaam trok ze haar gezicht opzij. Ze wist ’t niet. Een vage glimlach als excuus.

‘Zullen we aan tafel gaan aanschuiven, Pa?’ vroeg ik.
Alsof ik een antwoord van hem verwachtte.
Ik trok een beetje aan z’n stoel. Hij reikte met z’n handen naar de deur. Z’n voeten sleepten over de grond.
‘Heb je geen zin?’
‘Zullen we anders een rondje lopen?’ vroeg ik even later.
Waarop plots een ‘Ja’ volgde.
Dat moesten we dan maar doen. & Ik begon met ‘m voort te duwen.
‘Wacht even,’ zei een toevallig op dat moment passerende verpleegster. ‘Er horen ook nog voetsteunen op. Anders loopt ’t wel heel zwaar.’
Toch nog m’n gebrek aan ervaring laten blijken. Ze stond echter niet te kijken van ’t feit dat ik m’n vader wegnam van de afdeling.
Ik drukte 3 vingers in blijkbaar de juiste combinatie; de deur schoot open. Ik duwde m’n vader er doorheen.
Ontsnapt, dacht ik.

‘Ik heb ‘m om 12 uur teruggebracht,’ zei ik tegen m’n moeder. ‘We hadden wat thee gedronken. Maar Pa dronk bijna niet. Ik wist op een gegeven moment niet meer wat ik moest doen.’
Voor ‘t 1st in m’n 1tje naar m’n vader. & Vol van schaamte moest ik meteen toegeven dat ik niet wist hoe hem te vermaken. Dat ik ook niet wist hoe ik mezelf moest vermaken. Was ik blij geweest hem te zien?
‘Dat heb ik zelf ook elke keer,’ zei m’n moeder. ‘Dan zit ik daar maar.’

Dus zat ik daar maar, met m’n vader in Zijperspace.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *