Ik ben nog maar net wakker of ik merk al dat er buiten activiteit gaande is. Niet dat t luidruchtig plaatsvindt; eerder in alle stilte, zodat niemand ze zal lastig vallen, zodat niemand zal ontdekken dat ze een goede vergaarplaats hebben gevonden. t Meeste lawaai is afkomstig van t af & aanvliegen, de gehaaste vleugels die zo snel mogelijk naar t te bouwen nest moeten dragen. Maar die korte races worden plotsklaps onderbroken, om even op de hoede te zijn, rond te spieden, verdacht te zijn op gevaar of concurrentie. Dan zit de spreeuw boven op de schutting spitsig voor zich uit te kijken, mij in t ongewisse latend waarnaar, snavel vol bouwmateriaal, wachtend op ik weet niet wat, want ik snap niet of ze nou langs hun snavel naar voren kijken of juist vanuit beide zijden tegelijk spieden. Om dat uit te vinden probeer ik er 1tje langzaam vanachter t raam te benaderen, onderzoekend wanneer de vogel t door heeft & door welke blik ze van mijn sluipende komst op de hoogte wordt gebracht.
Mn oma wist altijd wat nieuws te vertellen over de duif die in de boom aan ‘t broeden was. Ze had er zicht op vanuit haar stoel in de achterkamer, woonachtig op 1-hoog. Ondanks haar beperkte zicht, langzaamaan begon mn oma blind te worden, haar blik verkokerde tot ze nog slechts een smal rondje gezichtsveld had, kon ze alle activiteiten van de duif, gezeten op 3 meter afstand in een dik gebladerde boom, in haar nest zien. Ze bracht ons wekelijks op de hoogte van de vorderingen van duifjes kroost & hoeveel kinderen de weg naar volwassenheid nog aan t bewandelen waren. Schreeuwend om voedsel, dat kon Oma duidelijk horen. Met haar oren was er niks aan de hand, spiegelde zij ons voor.
Wij zagen geen nest, we zagen geen jongen, geen eieren, wij zagen geen duif. Alleen als ze plots voor voedsel eropuit moest, zagen we de duif van m’n oma de boom verlaten. Maar voor mn oma hield de duif geen geheimen achter. t Was t enige leven dat oma van dichtbij nog meemaakte, naast t wekelijks bezoek van haar zoon, schoondochter & kleinkinderen.
& Als de spreeuw nou plots tegen zn spreeuwin zou zeggen: Pieppieperdepiep, piep piep, pieppiep.
Waarmee hij maar bedoelt te zeggen: Dit jaar heb ik er eigenlijk helemaal geen zin in. Je moet t maar een jaartje zonder mij stellen. Dat gezanik de hele tijd met jonge kinderen, geschreeuw geklaag gezeur gebedel om voedsel & wij worden steeds maar magerder, dat hoeft voor mij eventjes niet. Als jij nou perse moet, zoek dan voor dit seizoen maar een ander ventje, minder aantrekkelijk als ik, dat spreekt, maar fit & ijverig, zodat jij evengoed je ei kwijt kan, dan neem ik rust & ben volgend jaar weer volledig jouw mannetje.
Maar dan wat compacter & makkelijker te begrijpen.
Waarop spreeuw de wijde wereld intrekt, nieuwe gebieden ontdekt, heerlijk uitheems voedsel vreet (vogels vreten, mensen eten) & spreeuwinnetje, zn trouwe echtgenote, t voor 1 keertje doet met de spreeuw van de buurvrouw, die aan t eind van t seizoen daardoor jammerlijk komt te overlijden doordat-ie overwerkt raakt van t bevoorraden van 2 nesten kuikens, maar hij had t jaar van zn leven, want zovele keren had-ie anders van zn levensdagen niet kunnen wippen.
Daarbij ga ik er gemakshalve van uit dat we de poging tot voortplanten van spreeuwen mogen aanduiden met t woord wippen.
Maar nee, hoor. De spreeuw is momenteel druk bezig mn plantenbakken te legen, daarmee aanduidend dat-ie geen wipje aan zn buurman gunt. Alles wat ook maar enigszins kleiachtig oogt, verovert-ie op de mens, ietwat specifieker: zijnde mijn persoon, om zodoende t nest een solide structuur te kunnen geven. Kleiachtig bevindt zich in mijn plantenbakken. Waardoor de plantjes, ze stonden zo koddig vond ik, aldaar geplant, droog komen te staan, geheel ontdaan van aarde die ze lekker stevig in t bakje lieten leunen. Waarbij ik ook nog moet vermelden dat de spreeuwen, alvorens ze een pluk klei met hun snavel richting nest dragen, 1st woelend & schuddend op zoek gaan naar t juiste plakje, de juiste houvast, daarbij de gehele omgeving van de plantenbak onder strooiend met losse stukjes aarde. t Is een vies & slordig gezicht. De reigersbek valt bijna uit t bakje, de kat van even verderop ruikt door al die activiteit & verspreid liggende aarde de aanwezigheid van spreeuwen & stopt haar neus erbovenop, geheel niet geïnteresseerd in de groei van een dergelijk prachtig plantje, waarschijnlijk onderweg ook nog haar sporen & tekenen van suprematie over de andere levende wezens achterlatend, waarna ik besluit niet meer te genieten van de wonderen van de zogeheten natuurlijke wereld & de kat verjaag, de spreeuw verjaag, mn plantenbakken verzet & een hekel aan nestvorming ontwikkel.
De spreeuwen worden de nieuwe buren van Zijperspace.