stadsgekken

Als 1e kwam Bratt. Amerikaan. Verdwaald in Duitsland. Blijven hangen in Oberursel. Verloren misschien. Gedoemd te blijven daar waar-ie nu was. Een duitse dame had zich over hem ontfermd. Wilde dat. Had ‘t voor ‘m over.
Hij sprak zelfs enkele woorden nederlands. Een tijd samengewoond in Amsterdam. Waarna hij naar Duitsland was vertrokken.
Wat moet een amerikaan hier, vroegen wij ons af, in een gebied waar amper een toerist komt.
Hij stond er plots, toen ik terugkwam, naast ’t kraampje waar wij ons bier moesten gaan verkopen. Z’n mountainbike in de hand.
Geen bier. Nee, hij was gestopt. Anders was ’t z’n dood geweest.

Hugh had me even ervoor ingelicht over de vaste klanten. Bij brouwerij Vetter, gezeten aan een stamtisch, in hun biergarten.
Er was Bratt. De amerikaan. Alcoholist. Hugh was benieuwd of-ie nog zou leven, want als-ie door zou gaan met drinken, had Bratt verteld, dan zou hij vorig jaar nog maar een ½ jaar te leven hebben.
Dan was er Alex. Een duitse jongen met een licht aziatisch uiterlijk, die heel misschien een tijdje in Ierland had gezeten. Maar dat geloofde Hugh niet. Alex verzon z’n eigen engelse variant van spreken. Door klinkers van plaats te veranderen. ’t Had iers kunnen zijn, maar eerder was ’t een jongen die een beetje stoer deed over z’n vermogen engels te praten. Dacht Hugh.
De man die altijd verliefd om Marlies bleef hangen, elk jaar weer, zou ook wel weer komen. Deze Wolfgang dronk alles wat engels was. Ale, ciders, whiskey. Bleef desnoods ’t hele feest bij de engelse stand staan. Om naar Marlies te kunnen kijken.
& De dame die een klap van de mallemolen had gehad, onverstaanbaar praatte, maar dat alleen tegen Marlies. Omdat Marlies de enige was die van de engelse stand goed duits sprak. Hugh noemde haar ‘the dolphin’. ’t Is me ontgaan waarom.
Ik zou ze allemaal vanzelf wel herkennen.
Ze waren allemaal een beetje gek, volgens Hugh. ’t Waren losers. Maar in de loop van de jaren was hij toch aan ze gaan hechten. Hij was benieuwd hoe ’t met ze ging.

Wolfgang bestelde de 1e dag niets bij mij. Hij bleef apathisch door z’n brillenglazen kijken naar Marlies, tot ’t moment dat ze bereid was hem nog een bier te schenken. Op de 3e dag waagde hij Marlies weer ‘ns uit te nodigen een rondrit in zijn auto te maken. Maar Marlies had geen trek met hem door Taunus te rijden.
Met z’n dikke buik bewoog hij zich traag door de menigte. Liever kwam-ie dan ook op de rustige momenten overdag. Dan kon-ie ook meer aandacht verwachten. Z’n handen brachten z’n glas net zo langzaam naar de mond als dat de rest van z’n lichaam door ’t gepeupel bewoog. De enige met wie hij geregeld woorden wisselde was de dolphin.

De dolphin keek rond met haar eeuwige glimlach. Schokkend keerde haar blik, haar wimpers zo hoog mogelijk, om vooral alles te kunnen opvangen. Maar ’t ontging haar tegelijkertijd. Terwijl ze keek. ’t Gaf haar een verbaasd uiterlijk. Haar handen hingen langs haar tengere lichaam, haar mond immer klaar om van wal te steken in onverstaanbaar snel duits. Alleen Marlies wist enigszins wat er aan de hand was.
’t Was nooit belangrijk, vertelde ze ons, & anders verstond ook zij ’t niet.

Alex was vooral stoer. Zeker als er iemand anders naast ‘m stond. Een jongen van over de 20, die zich op een gestoorde manier moest profileren. Zonder daarin vervelend te zijn. ’t Was vooral lachwekkend.
‘Neihj, yaw’ kiddin’’ zei hij, waarmee hij bedoelde te zeggen dat-ie ’tgeen gezegd was niet kon geloven.
Hugh beweerde dat Alex ‘in paand’ bestelde, als-ie ‘one pint’ bedoelde. Doordat-ie de klinkers verwisselde, volgens Hugh.
Als-ie zich omkeerde nadat-ie besteld had, lagen wij in een deuk omdat-ie zo prachtig ‘aye’ zei, waar hij ‘ja’ of ‘yes’ bedoelde. Soms schrok-ie van zichzelf & corrigeerde hij z’n uitspraak.
‘Well, I mean yes,’ zei hij dan.

& Bratt vertelde anekdotes. Uit z’n eigen leven. Hij vertelde hoe ’t afgelopen jaar was gelopen. Alle verhalen die Hugh ter voorbereiding mij had meegedeeld, passeerden de revu. Maar dan nog amusanter.
‘With my last job I had to chop some trees,’ vertelde Bratt. ‘Ik zei tegen de aannemer dat ’t misschien verstandig was touw te gebruiken, zodat de boom de goede kant op zou vallen. Maar dat leek ‘m niet nodig. We moesten maar gewoon goed duwen. ’t Duurde een tijdje, maar toen begon de boom toch te hellen. De verkeerde kant op. De kant op waar een mercedes & enkele andere dure auto’s stonden geparkeerd. De boom was precies zo lang als 3 van die auto’s. Hij kwam bovenop hun daken te liggen. 1 Van die eigenaars kwam heel omstandig verhaal halen. & Op een gegeven moment had ik genoeg van ‘m. Ik zei: “You’re a fucking nazi.” Toen begon die vent meteen de politie te bellen. Je schijnt hier in Duitsland niemand voor nazi te mogen uitmaken. Kan je moeilijkheden mee krijgen.’
‘Maar de politie zit toch de hele tijd achter je aan,’ zei Hugh, ‘sinds je een keertje niet rechtop je fiets kon blijven zitten.’
Bratt ging verder. Uitleggen waarom de politie ‘m in de gaten hield. Met verontruste ogen. Dat ze hem dat aan konden doen.
& Eigenlijk gaven we hem gelijk.

Maar dat zeg je niet in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *