steiger

Ik had geen zin om te kijken. Af & toe zag ik een glimp, zag ik nog een paar bladen staan, nog wat stangen. Maar ik wilde niet weten waar ze stonden, hoeveel er nog te doen was. Dus trok ik m’n gezicht weer weg bij de gordijnen.
Ik rook ’t wel. De lucht in huis was vergeven van platgetrapte munt. Ik nam tenminste aan dat ’t inmiddels platgetrapt is. Er dwarrelden wat vage geurtjes van andere planten tussendoor. Drongen ook, wat moeizamer weliswaar, de huiskamer binnen.

‘Er staan geen bijzondere plantjes,’ constateerde de jongen toen hij een 1e blik wierp op de situatie.
‘Jawel,’ zei ik bijna verontwaardigd. ‘Er staan wél bijzondere planten. Dit is een wilde tuin.’
‘Ja, ’t is wild.’
Een beetje hopeloze verdediging. Je kunt er net zo goed niet aan beginnen. Dit soort mensen behoort tot ’t gedeelte van de bevolking die slechts ’t woordje grasspriet de tuin wil laten bevolken. & Dan hooguit tevoorschijn spruitend tussen de tegels. Planten horen binnen, bij moeder op de vensterbank, om tussen de potten door naar buiten te gluren, naar wie er voorbij komt.
‘Maar ik zal toch wat materiaal in de tuin moeten leggen,’ ging de jongen verder.
‘Ik ben er van tevoren van uitgegaan dat m’n tuin vertrapt zou worden,’ zei ik. ‘Ik ga daar gewoon een vergoeding voor vragen.’
Ik wilde er nog meer aan toevoegen. Dat ik er 4 jaar over had gedaan om de tuin te laten worden tot wat-ie nu was. Dat-ie nu z’n voet zette op de plek waar in ’t vroege voorjaar de wilde hyacint weer zou gaan groeien. Als ’t meezat. Dat waar hij duidde dat de stangen zouden komen te liggen de guldenroede angstvallig probeerde z’n rug te rechten, steeds weer krom geslagen door aanhoudende regenbuien.
Maar, zoals gezegd, hij was aan ’t duiden, aan ’t uiteenzetten wat er moest gebeuren. Waar de steiger zou komen. Dus hield ik m’n mond.

Ik wilde niet kijken. Ik wilde niet dat zij naar binnen keken. Ik wilde geïsoleerd de ochtend doorkomen. In ’t donker, gordijnen 3-kwart dicht. Alleen lastig gevallen door de beelden van de Olympische Spelen. Mijn wereld blijft mijn wereld. Ook al werd-ie buiten voor een groot gedeelte platgewalst. & Gingen er stangen & platen door m’n gang.
Ik hoorde ’t een enkele keer kletteren. Een stang viel om, of van hoog op de steiger naar beneden. M’n lichaam zei voor een moment dat-ie op moest staan, kijken wat er mis was gegaan, maar m’n behoefte niet gestoord te worden dwong me op de bank te blijven liggen. Stompzinnig kijken naar trage voortgang in een wedstrijd.

Geklop op de deur.
Ik keek om ’t hoekje. Dezelfde jongen. 3 Uur later.
Ze zouden er een uurtje over doen, had-ie ‘s ochtends gezegd. Dat was een opluchting, had ik gereageerd, want ik was er van uitgegaan dat ze minstens een ochtend bezig zouden zijn. Nu was ’t vlak voor de middag.
‘Zeg,’ begon de jongen, ‘we moeten nog een topje bovenop de steiger zetten. & Daarvoor moeten we ’t materiaal nog even ophalen.’
Ik knikte. Begrijpend.
‘Oh, dan kan de deur een tijdje dicht?’ vroeg ik.
‘Ja, ik weet niet of u nog dingen moet doen, of u nog de deur uit moet?’
‘Nee, ik ben vandaag vrij. Ik ben hier gewoon.’
‘Oh, mooi. Ja, ik kan wel zeggen dat ’t een ½ uurtje gaat duren. Maar ik zeg liever dat we over een uur terug zijn.’
‘Is goed,’ zei ik. ‘Ik ben hier gewoon. De Olympische Spelen gaan gewoon door.’
Ze gingen naar buiten. Sloten de deur achter zich.
Nu snel een boterham smeren, dacht ik.
Ik liep naar de keuken & keek daar ongemerkt door ’t raam naar buiten. Er stonden geen bijzondere plantjes. Hij had inmiddels gelijk gekregen.

Zijperspace werd aangepast.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *