steve

’t Is de 2e maal dat-ie binnenstapt, maar nu heeft-ie blijkbaar net gescoord. Z’n ogen blijven slechts onder grote dwang open, z’n loop kan niet beslissen hoe lang ’t binnen de lijnen van ’t pad zal blijven.
Hij weet de koelkast echter onmiddellijk te vinden. Een 2e natuur voor de junk. Zelfs ’t pakken van ’t flesje, dat temidden van 10-tallen anderen staat, allen gevoelig voor omstoten & naar beneden kukelen, lijkt ‘m in deze toestand beter af te gaan dan dat-ie nuchter zou zijn. Men mag niet merken dat-ie onder invloed is, daar lijken alle cellen van zijn lichaam op ingesteld. In zoverre nog mogelijk wordt elke voelspriet gebruikt om vooral geen schade te berokkenen, om vriendjes te blijven, om zijn indruk dat-ie voor mij een prettige klant is te bestendigen.
Ik kijk over z’n schouder, op een afstand van 2 meter, mee hoe hij in de koelkast grijpt. Controleren of er niets in z´n jaszak wordt gemoffeld.
‘Weet jij of er bij jou veel wordt gestolen?’ vraagt-ie me ’t volgende moment, alsof-ie m’n wantrouwen met z’n rug heeft geregistreerd.
‘Volgens mij niet.’
‘Daar heb je geen cijfers over?’
‘Nee, dat weet m’n baas misschien. Maar volgens mij niet veel, want we weten wie we in de gaten moeten houden. ’t Is een kleine winkel.’
Z’n ogen kieren. Een film ligt er overheen waardoor ze dof zien. Hij schommelt op z’n voeten. & Toch weet-ie de tegenwoordigheid van geest te behouden om te proberen zo nuchter mogelijk over te komen.
‘Ik hoor wel ‘ns wat, weet je, hier voor de Albert Heijn.’ Hij wijst. ‘Die jongens deinzen nergens voor terug. De politie heeft me laatst gevraagd of ik ze niet af & toe wilde inlichten. Wilde vertellen wat er zoal gebeurt. Ik heb geweigerd. Ik wilde geen mensen verraden. Maar toen begon ik aan m’n gezin te denken. Daar wil ik ook mee door. Is ook belangrijk. Wacht, ik laat ’t je even zien.’
Met moeite draait-ie z’n lichaam zó dat-ie een pakketje papieren uit z’n broekzak kan halen. Een beetje onnatuurlijke draai, maar blijkbaar heeft-ie ’t idee dat-ie er anders niet bij kan.
Hij legt ’t pakketje op de toonbank. Wriemelt er de foto van een meisje uit. Z’n blik wordt enigszins afgeleid door de importantie van de papieren waar ’t tussen zit; hij houdt er 1tje in ’t licht, murmelt wat in zichzelf, slaat op ’t formulier om z’n verontwaardiging te ventileren & legt ’t vervolgens weer neer op de stapel.
‘Kijk,’ zegt-ie. ‘Daarom.’
Pauze.
‘Willen ze niet dat ik terugkom. ’t Staat er allemaal.’
Hij vouwt ’t stapeltje weer op. Allemaal formuliertjes. Z’n administratie. ’t Moet al een tijdje in z’n achterbroekzak zitten. Op de vouwen zijn ze versleten, worden door enkele plukjes nog aan elkaar gehouden. Op sommige plekken begint de inkt al te slijten.
Hij ziet z’n vriendin weer liggen. Voor me. Hij raakt de foto met z’n vinger aan.
‘Da’s een mooie dame,’ zeg ik.
Van deels indische afkomst, vermoed ik. Jong, een jaartje of 20 hooguit. Ze heeft een minirokje aan van leer. Ze zit zo, dat je er net niet onderdoor kan kijken. Ik weet niet of haar vader de foto wel mooi heeft gevonden. De spleet tussen haar borsten, een diep dal, staat naar de fotograaf gericht. Ze kijkt alsof ze weet wat ’t effect van de foto is.
Ook hiervan zijn de randen versleten. Aan ’t dikke papier is nog net te voelen dat ’t een origineel is, geen kopie. Maar de rafels maken de omgeving rond z’n vriendin steeds kleiner. Er zit al een bruine vlek vlak boven haar hoofd.
Hij pakt de foto op. Bekijkt haar, met een blik waarin hij smeekt weer dichtbij haar te zijn. Niet hier, met suffe ogen.
‘Maar jij denkt dat er hier wel gejat wordt?’ probeer ik z’n aandacht af te leiden, anders gaat ’t veel te lang duren.
‘Ja, ik hoor natuurlijk wel ‘ns wat. Je weet hoe ’t gaat, toch? Je bent hier de buurt gewend, toch? Dan doen ze net of ze toch iets anders willen, lopen terug naar de koelkast & snel stoppen ze een flesje in de binnenzak.’
Hij doet ’t voor. Hij keert z’n rug naar de toonbank, kijkt schichtig om, bolt z’n rug, flesje richting binnenzak.
‘Ik weet wie ik in de gaten moet houden,’ zeg ik.
‘Ja, je zal daarnet mij ook wel in ’t oog hebben gehad,’ lacht-ie.
Of eigenlijk een poging te lachen. ’t Komt er vermoeid uit.
‘Tuurlijk,’ zeg ik. ‘Dat snap je toch ook wel.’
‘Ja, man. Jij bent tenminste eerlijk. Daarom ben je goed.’
Dit zijn de momenten dat ze emotioneel worden, bedenk ik me. Dan gaat ’t lang duren. Dus moet ik van onderwerp veranderen. Steeds van onderwerp veranderen, zodat-ie niet in een bepaalde emotie blijft hangen. Als er niet te diep op onderwerpen wordt ingegaan, blijft de emotie weg & wordt de behoefte de winkel te verlaten groter.
In een flits denk ik dat. Of misschien is ’t wel ervaring die natuur is geworden.
Op dat moment komt een andere klant binnen.
‘Zeg, je moet je biertje nog afrekenen,’ durf ik daardoor ’t gesprek af te kappen.
‘Had ik dat nog niet gedaan? Ik sta daarnet met m’n geld in m’n handen.’
‘Nee, dat waren je papieren. Anders had ik de kassa wel afgeslagen, joh.’
‘Dat zal dan wel,’ zegt-ie, terwijl de nieuwe klant achter ‘m langs loopt.
Hij houdt ‘m met een schuin oog in de gaten. Controleren of deze van hem een bepaalde indruk heeft. Hij recht z’n rug om ’t geld uit z’n broekzak te halen, maar staat daarbij nog steeds krom. Hij schommelt weer.
‘Alsjeblieft,’ zegt-ie als-ie ’t geld op de toonbank legt. ‘Hoe heet jij eigenlijk?’
‘Ik ben Ton.’
Hij bukt voorover, z’n hand komt naar me toe.
‘Ik ben Steve. Dan weet je dat.’
Hij laat m’n hand los & wendt zich naar de deur.
‘Ik zie je later vandaag nog wel.’
‘Ok. Later,’ groet ik.

Die zie ik vandaag niet meer terug in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *