taboenuljoek

Hij schreeuwt, dat hoor ik. Maar ik weet niet precies wat. Ik word meer afgeleid door de heren die tegen ‘m aan staan te duwen.
‘Je moet gewoon wegwezen,’ duwt 1 van hen tegen ‘m aan.
Nog wat andere handen raken de schouders van de zichtbaar aangeschoten man.
‘Ik moet helemaal niks,’ zwaait-ie met z’n armen. Hij maakt maaiende bewegingen richting degene die zei dat-ie weg moest wezen.
Ik stop m’n fiets. Blijf kijken. Zal ik ingrijpen, vraag ik me af. Ik ken de man. Ik heb ‘m vaker zelf als klant aan de bar gehad. Dat kan helpen. Een herkenningspunt voor de man die heftig staat af te geven op iedereen die ‘m omgeeft.
Misschien wil ik mezelf wel belangrijk voelen, schiet er ook nog door me heen, maar dan heb ik m’n fiets al neergezet & loop ik naar de groep mannen.
‘Rustig,’ zeg ik, ‘rustig nou even.’
Een bundel armen om me heen, mannen krioelen.
‘Weet je wat jullie moeten doen?’ zegt de dronkeman agressief. Hij kijkt me kort in de ogen. Die gaan meteen door naar de volgende man in de kring. ‘Weet je wat jullie moeten doen?’
‘Jij moet gewoon opsodemieteren,’ zegt de man die ’t hardst duwt.
‘Ga nou naar huis, Henk,’ zegt een ander die z’n arm om de bewuste Henk geslagen heeft & lichtjes weg probeert weg van ’t café probeert te bewegen.
‘Rustig nou,’ zeg ik nog eens. ‘Waar maak je je nou druk om?’
‘M’n boodschappen liggen nog binnen,’ schreeuwt Henk, terwijl hij alweer z’n belagers wilt aanvallen.
‘Kom op, doe rustig,’ begin ik weer. ‘Je weet toch wel wie ik ben? Ik ben je barman. Doe rustig, man.’
‘Ga nou naar huis.’
‘Weet je wat jullie moeten doen,’ zegt Henk tegen de man die z’n arm om z’n schouder blijft houden. ‘Jullie moeten turks & marokkaans leren. Dan kan je veilig in een kroeg zitten.’
Z’n ogen dwalen heen & weer. Hij probeert te zien wie hij om zich heen heeft. Z’n blik schiet wazig om zich heen. Een mist ligt er over z’n oogwit.
De barman komt naar buiten. Er ligt geen boodschappentas binnen, heeft-ie geconstateerd.
Henk wordt rustiger.
‘Wat wil je nou?’ vraagt de man naast ‘m, onderwijl met z’n andere arm een man afwerend. Ga naar binnen, gebaart die arm.
‘Ik wil dat jij eerlijk tegen me bent. Ben jij nou m’n vriend?’
‘Ik ben je vriend. Je moet naar huis. Je bent dronken.’
‘Ik ben niet dronken. Je weet dat als ik dronken was dat ik dan iedereen de kroeg uitgeslagen had.’
‘Maar ga nou toch maar naar huis.’
‘Ja, doe nou maar even rustig,’ voeg ik er aan toe.
Henk lijkt z’n lichaam van de kroeg af te wenden. De meeste mensen duiken schielijk de kroeg in. ’t Lijkt verstandiger om Henk vooral geen aandacht te geven.
‘Weet je wat jullie moeten doen?’ vraagt Henk nog een keer. Er luistert bijna niemand weer. Z’n vriend keert zich ook af. Henk neemt z’n 1e stappen weg van de kroeg. ‘Jullie moeten turks & marokkaans leren. Dan kan je veilig in een kroeg zitten.’

Ik fiets verder naar huis. Er zit nog opwinding binnen in me. Hoewel ik niet bepaald als de barman van Henk werd herkend. Hoe vaak had ik ‘rustig’ gezegd, vraag ik me af terwijl ik de hoek om rijd, m’n eigen straat in. & Ik begin me af te vragen hoe groot de kans was dat ik een klap had kunnen krijgen van die Henk die wazig uit z’n ogen keek.
Ik rijd de stoep op, op ’t punt waar de verkeersdrempel de opgang naar de stoep vlak maakt, tussen 2 fietsenrekken door. Ik passeer een wandelende man. Gemompel, dat al snel luider wordt.
‘Sorry, wat zeg je?’ vraag ik de man.
Hij zegt nog wat onverstaanbaars. Ik fiets ondertussen de laatste meters naar m’n voordeur.
‘Ik kan je echt niet verstaan.’
‘’Taboenuljoek,’ hoor ik de man zeggen terwijl hij dichterbij komt.
M’n sleutels heb ik uit m’n zakken. ’t Geeft een onveilig gevoel, in m’n eigen deuropening te staan, terwijl ik nog 3 sloten open moet zien te krijgen voordat ik binnen ben. De man nadert ondertussen.
‘Ik begrijp echt niet wat je bedoelt,’ zeg ik, hoewel ik weet dat hij m’n ritje over de stoep afkeurt. Maar ik moet laten zien dat ik geen kwaad in de zin had.
Hij passeert me, stap voor stap. Ik klooi met de sleutels. ’t Is een man van 30 jaar, zo op ‘t 1e gezicht. Junk misschien, mager, hoofd voorovergebogen, marokkaan. Hij kijkt me niet aan.
‘Wat moet je nou?’ vraagt hij in ’t voorbijgaan. Agressief. Hij kan een mes op zak hebben, denk ik.
‘Ik vraag wat je nou zegt. Je zegt ’t niet duidelijk.’
‘Taboenuljoek.’
Hij loopt terug. Hij wrijft aan ’t flesje dat hij in z’n handen heeft. Keert ’t steeds om. Spuugt op de grond op ’t moment dat-ie weer bijna voor me staat.
‘Versta ik ’t nog niet. Wat bedoel je?’
Ik probeer vriendelijk te blijven. Om ’t gelijk aan mijn kant te houden. ’t Liefst geef ik ‘m echter een klap.
‘Dat vertel ik je nu niet. Moet je me de volgende keer maar vragen. Onthoud ’t maar: Taboenuljoek. Kan je goed dingen onthouden?’
‘Nee, dat kan ik niet. Dus je kan ’t me beter nu vertellen.’
Ik heb m’n deur van slot. Alle 3 de sleutels heb ik tevoorschijn gehaald, omstebeurt heb ik de sloten geopend.
‘Taboenuljoek.’
‘Taboenuljoek jezelf,’ zeg ik. Ik doe de deur achter me dicht.

Terug in de veilige zones van Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *