tessame

‘Die ene ethiopiër is dood,’ zei Peet.
‘Welke?’ vroeg ik nog, maar ze was al begonnen met z’n beschrijving.
‘Die met dat baardje. Hij had altijd zo’n ribjasje aan. We zeiden altijd dat-ie naar de kapper moest.’
‘Tessame?’ vroeg ik.
‘Dat weet ik niet. ’t Was zo’n klein mager mannetje. Kwam vaak in z’n 1tje.’
‘Tessame.’

’t Meisje was in stilte binnengekomen. Had een glaasje jus gevraagd. Of ik dat op wilde schrijven. Ze ging aan de lange tafel in de hoek zitten, haalde papieren tevoorschijn & maakte vervolgens de hele middag aantekeningen.
Tessame had haar op een gegeven moment in de gaten gekregen. Ze zat achter zijn rug. Hij was in ’t gezelschap van een 6-tal landgenoten. Maar die interesseerden hem niet altijd.
‘Weet jij wie dat meisje is?’ vroeg-ie aan mij.
Hij haalde bier voor zichzelf. Terwijl-ie mij ’t geld gaf, neigde hij met z’n hoofd naar voren om me die vraag te stellen. Bijna samenzweerderig.
‘Ik weet hoe ze heet, ja,’ zei ik & lachte. ‘Ik weet ook wat ze drinkt.’
‘’t Is een heel bijzonder meisje,’ zei Tessame. ‘Ze schrijft muziek. Ik ga vragen of zij wat wil drinken.’
Om even later inderdaad voor haar een biertje te komen halen. Hij ging tegenover haar zitten. Haar handen bestuderend. Haar notities. Af & toe zei hij wat. Terwijl ’t meisje doorging, geconcentreerd.
‘Heb je geen last van hem?’ vroeg ik.
Tessame was naar ’t toilet. Ik kwam voor de glazen.
Ze keek op. In m’n ogen. Ik begreep Tessame’s fascinatie. Ze was niet de knapste, maar haar huid was melkwit & haar blik mysterieus. Een doorzichtige engel.
‘Van hem?’ vroeg ze met een wijzende penpunt naar een lege stoel. ‘Nee, hoor. Ik ga gewoon door. ’t Is wel leuk, een beetje geroezemoes op de achtergrond.’
Van achter de bar zag ik dat Tessame weer ging zitten. Hij kroop in haar. Z’n schouders kromden zich voorover, om vooral geen pennenstreek te missen.
Ze was inderdaad een engel, vertelde hij me bij ’t volgende biertje. Ze heeft jarenlang op hem gewacht, wist-ie. Ik vroeg me af of-ie ’t niet andersom bedoelde. Vooral omdat zij bij de volgende plaspauze haar spullen pakte, vroeg of we de volgende dag weer open zouden zijn, & verdween.
‘Waar is ze heengegaan?’ vroeg Tessame. ‘Zij was zo mooi. Ik weet dat zij op mij wachtte. Ik ken haar door & door. Ik heb alles gezien.’
Die lichte stem van Tessame, met een kleine breuk, een kwets in ’t midden, ’t zoeken naar woorden die hem nog steeds niet helemaal eigen waren.
Hij zocht haar nog even. Buiten. Wachtte vervolgens binnen tot ze misschien van ’t toilet zou komen. & Vertrok toen om haar op straat te gaan zoeken.
‘Ze heeft op mij gewacht.’

‘Hij is in ’t water gevonden, vorige week,’ vertelde Peet.
‘Dat lijk dat in ’t nieuws was?’ vroeg ik.
Peet knikte.
Ik liep naar ‘t groepje ethiopische dames aan de bar. Er waren er veel vandaag. Stemmig zwart of anders paasbest.
‘Is Tessame overleden?’ vroeg ik.
‘Ja, hij is verdronken.’
Een vinger wees naar buiten. Naar ’t water.
‘Vandaag was de mis. Woensdag wordt-ie begraven.’
Ik keek serieus. Ik wilde een gezicht van medeleven tonen. Ik wilde ook iets zeggen tegen de vrouwen die ik tegenover me zag. Geen familie. Maar iedereen kent iedereen in de ethiopische gemeenschap.
‘Wil je ook komen?’ werd er gevraagd.
Ik twijfelde even.
‘Nee, ik moet werken woensdag.’
Om er van af te zijn. ’t Schept verplichtingen. Ik kom anders te dichtbij.
Er stond een volgende klant te wachten. Ik moest weer aan ’t werk. Maar hoe condoleer je in ’t ethiopisch. Hoe condoleer je mensen die geen familie zijn op z’n ethiopisch.
‘Sterkte,’ zei ik tegen de vrouwen.
Een kort knikje.

Tessame zat op een terrasstoel. Geheel in z’n 1tje. De andere ethiopiërs stonden aan de zijkant van ’t gebouw. Waar terrasstoelen niet waren toegestaan.
‘’t Is toch Tessame?’ vroeg ik, naar een leeg glas voor hem reikend.
‘Ja,’ antwoordde hij.
‘Andere mensen zeggen wat anders,’ zei ik.
‘Je mag me noemen zoals je wil,’ zei Tessame.
Ik was zijn naam al meerdere keren vergeten. Probeerde ’t er elke keer weer in te rammen, via andere ethiopiërs weer te weten te komen als ik ’t weer ‘ns kwijt was, maar raakte ook steeds in de war als ik mensen andere namen hoorde gebruiken.
‘Olivier had ’t daarnet over Tesfa,’ zei ik.
‘Ja, Olivier heeft mij les gegeven. 10 Jaar geleden. Hij kan m’n echte naam niet onthouden. Maar hij mag me noemen zoals-ie wil.’
‘Ik moet trouwens nog steeds Sjostakovich voor je meenemen.’
‘Ja, ik ben heel geïnteresseerd,’ fleurde hij op.
Z’n twinkeling in de ogen doemde weer op. De brede glimlach kwam over z’n lippen. Schuin achterover keek hij me aan.
‘Sjostakovich is heel speciaal. Ik hou van westerse muziek, & Sjostakovich is heel bijzonder. Hij doet hele gekke dingen. Dat wil ik horen.’
‘Ik zal proberen ’t nu ‘ns een keertje te onthouden,’ zei ik, & liep verder voor de volgende glazen.

Olivier stond aan de bar.
‘Weet je dat Tesfa is overleden?’ vroeg-ie.
‘Ja, hij is hier verdronken, hè,’ zei ik, m’n vinger naar buiten wijzend.
‘Zonde, hoor. Hij was vroeger een student van me. 10 Jaar geleden.’
‘Ja, ’t was een leuke vent. Verschrikkelijk aardig, deed geen vlieg kwaad. Maar hij dronk een beetje te veel.’
‘’t Was een warhoofd.’
‘Dat geloof ik ook. Woensdag wordt-ie begraven, hoor ik net. Vanmiddag hadden ze een mis voor hem.’

& We weten niet hoe we moeten condoleren in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *