Hoe was t? vraagt mn moeder met een zachte stem.
t Is alsof je een vleugje zout in je thee proeft. Iemand die nooit thee drinkt, zal t niet opmerken. & Toch ook door de grote hoeveelheden suiker die ik per bakje gebruik heen, neem ik t waar.
1st Maar haar vraag beantwoorden. Als ze t kwijt wil, dan hoor ik t straks wel.
Was leuk, antwoord ik. t Zeil is gelegd, de wasmachine aangesloten. Een nieuwe harde schijf in mn computer. De waslijn hangt weer. t Is maar goed dat ik Quint heb laten komen.
Mooi, zei mn moeder. Van je familie moet je t toch wel hebben.
Een breuk in haar stem. Ik kan er nu niet meer aan voorbijgaan. t Kost haar moeite om de zinnen er uit te krijgen. Ik zie de rimpels in haar voorhoofd staan, de hoofdpijn, de traan in haar ooghoek.
We zijn er voor getraind, vroeger. Een spartaanse school. Zogauw t gezicht van mn moeder asgrauw stond, wisten we dat we stil moesten zijn. Geen ruzie maken, geen vriendjes binnen op bezoek, beter buiten spelen, geen woordenwisselingen om de grootste gehaktbal. Overtreding werd door mn vader streng afgestraft met een blik die je 20 cm in de grond deed zakken. Geen geluid. Slechts een blik. Een kneep in de arm, hooguit, als je naast hem zat. & Er werd verder opgeschept uit de pannen. De opscheplepels raakten op zulke dagen de borden niet.
Wat is er, Moe? vraag ik. Gaat t niet?
Nee.
Ik voel een traan rollen aan de andere kant van de lijn. Fluisterzacht wordt-ie opgevangen door een zakdoek. Verfrommeld. Haar duim & wijsvinger drukken t weg in haar vuist. Ze kijkt schuin voor zich.
t Is vandaag 2 maanden geleden.
Ja, ik weet t, zeg ik. Ik moest er vandaag ook aan denken.
Ik mis m.
Mn adem stokt. Terwijl mn lichaam zich in een rustige houding dwingt, mn gat vindt als vanzelf de meest comfortabele zitplek op de stoelleuning, wervelt er een horde aan emoties op in mn hoofd. t Lag er rustig, een plotse windvlaag doet beseffen dat t slechts de vloer bedekte, wachtend tot t weer beroerd zou worden.
Ik wil zo graag nog wat tegen m zeggen, zegt mn moeder. Ik mis de gesprekken die we hadden.
Ja.
Meer niet. & Ook dat met moeite.
& Dan weet ik heus wel dat we die de laatste tijd ook niet meer hadden, gaat mn moeder verder, maar toch is t alsof ik dat niet heb afgemaakt. t Kan niet dat-ie weg is.
We zwijgen beiden.
Ik denk de hele tijd dat ik nog een wandeling met m moet maken, zeg ik. Jij wilt nog met m praten & ik wil nog een wandeling maken.
Ja, zegt mn moeder.
& Dan wil ik dat opschrijven, maar dan lukt me dat niet. Alsof ik alle emoties al heb gehad, zo voelt t dan, maar toch kan ik de juiste woorden niet meer vinden.
Misschien moeten wij nog eens een wandeling gaan maken, zegt mn moeder.
Ja, dat zou leuk zijn.
& Nog een hele hoop zinnen vormen zich in mn hoofd, maar ze dienen zich allemaal tegelijkertijd aan, net als t samentrekken van mn keel, waardoor er niet meer dan dat ene zinnetje uitkomt.
Moe, zeg ik.
Ja?
Stil.
Ze hoort me ademen. Hortend, stotend. Ze ziet hoe ik de hoorn in mn handen heb. Hoe ik opgestaan ben, onrustig schuifel, t geluid van de installatie wegdraai. Ze ziet me wriemelen aan mn neus.
Dat was toch leuk, hè, zeg ik eindelijk, vorige week in Amsterdam?
Ja, dat was leuk, zegt ze. Dat moeten we maar ns vaker doen.
Maar ach, zegt ze even later, ik moet niet als een oude vrouw gaan teuten.
Ze recht haar schouders. Hoewel ze wat krom zullen blijven staan. Ze haalt de trilling uit haar stem.
Wel, Moe, zeg ik. Je moet wel teuten. Je was 47 jaar met hem getrouwd. Dan mis je hem.
Das waar, zegt mn moeder.
& Wilde bloemen bedekken nogmaals t graf in Zijperspace.