Rond de herfst moet ‘t zijn geweest, want we trokken onze jassen uit als we binnenkwamen. Soms nat, soms droog vanwege paraplu. De avonden werden al vroeger donker. We hadden nog slechts een herinnering aan de laatste zomerdagen, een tijd waarin we onbekommerd over straat zwierven, geen dikke jassen, geen tassen met extra bagage, een toevallige ontmoeting die makkelijker mogelijk was omdat iedereen naar buiten ging vanwege de hitte. Een zweem van t moment dat onze monden elkaar per ongeluk ontmoetten, de hitte van buiten naar binnen sloeg.
In t guurdere jaargetijde probeerden we die herinnering te mijden, te koesteren tegelijkertijd. Wat geheim was, moest geheim blijven.
In de herfst moesten we onze ontmoetingen meer gaan arrangeren. Moeilijke constructies mbv vriendinnen, cursussen & nog wat drinken achteraf.
t Was dus wel degelijk herfst, zegt m’n herinnering, want we zaten bij de verwarming, dicht bij t raam. We konden zien hoe laat t werd & wanneer t afgelopen zou zijn. Stiekem raakten onze vingers elkaar aan bij t voorbij gaan, om vooral niet op te vallen. Vriendin mocht t wel weten, wist t al, maar mocht t niet merken. Niet de goden verzoeken. Want als zij t zag, zag de rest t ook.
Later ben ik me pas gaan afvragen of t wel waar was. Of t wegstoppen & t ontkennen niet allemaal onderdeel was van een grote leugen, een spel om mij zo lang mogelijk vast te houden. Lijntje uitwerpen, lijntje intrekken, lijntje laten vieren, & op t juiste moment kort houden.
In die tijd heb ik mezelf ook wel vragen gesteld, maar was ik niet op zoek naar antwoorden. t Was prettiger t me te laten overkomen.
Ik kwam binnen, bestelde thee, ging zitten & wachtte. Niet te lang. Dat hoefde niet.
Wemmeke kwam vrij snel. Altijd wel iets later, maar niet al te lang na mij. Vriendin in haar gevolg. Een lach die schuin stond van overdenking: moest t allemaal wel gebeuren, mocht t, had ze zin om mij te zien? & Aan de andere kant van haar lippen zei t ja. 2 Pupillen die in t uiterste hoekje van de oogkas mij bespiedden. Om te zien of haar lach aankwam.
Ook thee. Met ernaast een koekje. Ik bood ‘t koekje aan dat ik had laten liggen. Een zucht over haar taille. Een vriendin die alle koekjes vrolijk opat. Die konden haar niet deren. Vriendin kon niets deren.
& Soms, heel soms, hooguit 1 keer per week, draaide ik een joint. Al pratend & rondkijkend. Bang dat er iets verloren zou gaan als ik mn aandacht af liet zakken. Zoekend naar de twinkeling in de ogen die een herinnering beloofden. Een afgelopen zomer; de laatste warme dagen.
Lichte haaltjes bij Wemmeke, stootjes op haar lippen die schokjes leken te veroorzaken. t Snelle loslaten & doorgeven. Angst geen controle te hebben.
Ik hing zelf aan t smalle koordje van gekte. t Enige wat me op de been hield was de wens verliefd te zijn, beantwoord te worden daarin. Ik zou er uitgetrokken worden als Wemmeke zou kiezen.
De vraag kwam bij me op waar ze eigenlijk uit moest kiezen, maar ik wilde t antwoord weer ns niet weten. Liever liet ik me meesleuren in de roes van de joint & de inmiddels vertrouwde leugens, die soms niet meer waren dan zwijgen over bepaalde onderwerpen. Vriendin was er om de aandacht af te leiden, ander onderwerp aan te snijden. Een overgearrangeerd scenario, waar ik graag met beide ogen open intuinde.
Tekst is eigenlijk niet af voor Zijperspace, maar ik kan t niet uitstaan dat zoveel moeite iets geschreven te krijgen onderbroken moet worden door de dwang naar mn werk te moeten (een voorpublicatie zogezegd).