toekomstvel

Er ging een mevrouw een grootscheeps onderzoek doen. Ik hoorde ’t haar op de radio vertellen. Ze had heel veel mensen nodig. Nederlanders. Die haar zouden kunnen helpen bij haar onderzoek. Sterker: zonder die mensen zou haar onderzoek niet gerealiseerd kunnen worden.
’t Was vóór de tijd dat ik m’n zieleroerselen op internet achterliet. ’t Was lang ná de tijd dat ik ze noteerde in een dagboek.
Eigenlijk was ’t geen onderzoek wat die dame deed. Ze was eerder aan ’t verzamelen. Zodat mensen in de toekomst, échte onderzoekers, materiaal hadden om hun gegevens uit te halen. Ze hadden vanaf nú, vanaf ’t moment dat de gegevens verzameld waren, door die ene mevrouw op de radio, de mogelijkheid te weten hoe ’t dagelijkse leven van de nederlander er uit zag, lang geleden, of nog maar net, niet zo lang her.

Ik heb me altijd afgevraagd waarom men nooit naar de wc ging. In boeken niet, in films niet, op tv niet. Alleen bij de film van Ome Willem vroegen de kleine kinders of ze eventjes mochten plassen. Dat was de enige uitzondering. Terwijl ik er toch elke dag op zat. Als je een gehele dag in activiteiten & daaraan gerelateerde percentages uit zou drukken, zou een substantieel gedeelte van mijn tijdsbesteding opgaan aan ’t bezoeken van dat kleine kamertje. Al zou ’t slechts 1 procent zijn, ik vond ’t een significant deel van m’n dagelijkse beslommeringen uitmaken. & Ik zag niemand in de media die daar evenzo over dacht. Al zag je 100 films, niemand ging naar de wc. Al las je 100 boeken evenmin. Ze negeerden ‘t. Van Winnie the Pooh tot Sietse & Hielke, Old Shatterhand tot aan geheim agent Lennet, van Floris tot aan Brigadier Dog; ze deden niet aan toiletbezoek, zelfreflectie op een op jezelf teruggeworpen moment, een moment rust door even te zitten & tot jezelf te komen. De helden hadden geen behoeftes behalve ’t streven naar nieuwe avonturen & conflictsituaties.

Ik vroeg me af of dat ook opgenomen zou worden in ’t onderzoek. In ’t onderzoek van de toekomst, eigenlijk. Dat mensen zouden berichten over hun gang naar de wc. Wanneer & hoelang. Waar & waartoe.
De mevrouw op de radio, die verslag deed van haar initiatief, of in ieder geval van ’t initiatief waar zij deels verantwoordelijk voor was, zette tijdens haar spreektijd op de radio uiteen dat ze verhalen nodig had. Mensen moesten vertellen wat ze op een specifieke dag deden. Die ene dag in dat ene bepaalde jaar. Een dag van 24 uur. Of ze alles wilden vertellen. Wilden vertellen over de dingen waarvan zij dachten dat ’t nuttig zou zijn ’t terug te kunnen vinden in de toekomst. Als mensen in de toekomst een beeld wilden krijgen van hoe de mensen in de tijd van die ene dag leefden, welke spullen ze gebruikten, wie ze tegenkwamen, wat hun werk was & hoe laat ze boodschappen gingen doen.
Men mocht alles vertellen, als ’t maar plaats had gevonden op die ene specifieke dag. Geen avonturen, gewoon feiten.

Ik deed niet mee. Ik had geen weblog nog, ik had geen dagboek meer.
De dag van de toekomst ging aan mij voorbij. Ik zou geen geschiedenis worden. Ik werd geen geschiedenis van de toekomst.

Soms onderneem ik kleine pogingen ’t te herstellen. Dan denk ik dat ’t nut heeft. Alles wat ik schrijf. Als ik maar wat sporen achterlaat, dan heeft ’t misschien alsnog zin.
Dat ze straks in de toekomst denken: ‘Ja, we hebben wel een heleboel gegevens van die ene dag, maar er wordt in ’t verleden niets gezegd over de andere dagen.’
Waarop een jonge bevlogen onderzoeker in de toekomst zegt: ‘Ik heb een bron gevonden waarin melding wordt gemaakt over de dagelijkse stoelgang. Er wordt weliswaar geen gewag gemaakt van de ene specifieke dag, waar al onze onderzoeken naar relateren, maar er blijkt wel een duidelijke belangstelling, een zekere hyperbewustheid over de essentie van ’t alledaagse.’
Waarna hij met mij op de proppen komt. Of niet met mij, maar met de restanten die er van mij zijn overgebleven. Enkele notities, een verhaaltje hier & daar, wat stukjes tekst, een enkele uitlating, een roep, een gil, een kreet naar alles dat na mij nog komen moest.

‘Kijk,’ zegt die jonge bevlogen onderzoeker in de toekomst, ‘deze persoon heeft ’t er bijvoorbeeld over, ’t klinkt een ietwat archaïsch, maar als je even doorzet, dan kan je er toch wel bepaalde dingen uit afleiden; hij heeft ’t er bijvoorbeeld over, ik moet ’t even opzoeken, kijken, hier geloof ik, heeft-ie ’t er over……’
’t Is een jonge bevlogen onderzoeker, die blijkbaar net even de andere wegen in wil slaan dan alle gerespecteerde maar platgetreden paden bewandelende oudere onderzoekers in de toekomst, maar die daardoor, door de grote hoeveelheid materiaal verwekt op dagen anders dan die ene specifieke dag, een enkele keer door de bomen ’t bos niet meer ziet, hoewel die uitdrukking in de toekomst allang al niet meer bestaat, maar dat is niet erg, want men had allang al geen bomen meer nodig om wc-papier te produceren, daar wc-papier in een ver toekomstig verleden bij decreet verboden wordt vanwege onhygiënische consequenties.
Of zoiets. ’t Fijne weet ik daar natuurlijk niet van, want ik leef niet in die tijd.
‘Kijk,’ gaat de jonge bevlogen onderzoeker in de toekomst verder, ‘hier heb ik ‘t. Hij schrijft, & excuseert u mijn taalgebruik, maar dat is nu 1maal de wijze zoals ’t aan ons is overgeleverd, hij schrijft dat hij niet te spreken is over ’t feit dat elke wc-rol losgepeuterd moet worden. Dat als de wc-rol op is & aan een nieuwe begonnen dient te worden, dat ’t zo lastig is om ‘t 1e bruikbare velletje los te krijgen van de rol.’

Dat ’t dan toch nog nuttig is geweest, dat Zijperspace ooit bestaan heeft.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *