toilet

Ik zou m’n broertjes wel begeleiden. Dat kon ik goed, vond ik zelf.
‘Mam, ik kan toch ook al in m’n 1tje,’ zei ik wijs.
Daar kunnen ouders niets tegen inbrengen. Zeker ouders niet die druk bezig zijn de voortent van de caravan op te zetten. Ingewikkelde verbindingen met stokken, alweer een jaar geleden dat die voor ’t laatst uit de zak & in elkaar geschoven waren.
‘An, hou jij de middelste vast,’ zei m’n vader die niet eens wist dat er 1 van z’n kinderen op springen stond.
& Moeder dirigeerde, met haar handen ondertussen op 2 punten het geraamte van de buitentent ondersteunend, haar kinderen richting het sanitaire blok, ergens in de buurt van de receptie.
‘& Niet zomaar ergens blijven hangen,’ benadrukte ze.
‘An, de onderste poot moet er nu aan vast,’ probeerde m’n vader haar te interrumperen.
‘Want we zijn hier nog maar net,’ ging ze gewoon door tegen haar kinders, ‘& je weet niet wat voor raar volk zich op zo’n deense camping bevindt.’

Denemarken. Voor ‘t 1st Denemarken.
Wat zou ’t deense woord voor wc zijn, vroeg ik me onderweg af, of moest ik gewoon m’n neus gebruiken? Misschien verstandiger, want lezen had ik nog niet al te lang geleden geleerd.
Ondertussen hield ik de handen van m’n 2 jongere broers stevig vast. Zoals de laatste instructie van m’n moeder had geklonken, terwijl ze langzaam onder ’t buitendoek verdween.
‘& Alleen op de paden…..’ waren haar laatste woorden.
De laatste verstaanbare woorden dan.
Marc rukte aan de linkerkant om los te komen & de veelkleurige losliggende bal te kunnen omarmen. Quint was rechts met z’n enige vrije hand druk doende z’n bril steeds weer recht op z’n neus te krijgen. & Met z’n 3-en tegelijk waren we bezig de laatste opdracht van onze moeder niet uit te voeren, omdat die steentjes zo’n pijn deden aan onze blote voeten, & liepen op ’t zachte gras. We hadden nog geen kans gehad vakantie-eelt op onze zolen te ontwikkelen.

‘Tuh, oh, ih, llllllll, èh, tuh,’ spelde ik met m’n afgelopen 2 jaren verworven kennis. ‘To..illll……è..è..èth. Twallet!’
Ik wende m’n hoofd weer van de hoog boven de deur opgehangen aanduiding.
Ik had m’n ouders dat woord wel ‘ns horen gebruiken. Dan gingen ze niet op de pot, of naar de plee (‘Hé, van wie ben jij een kind? Kom je soms uit de buurt hier achter?’), maar naar ’t toilet.
‘Ben even naar ’t toilet, Niek,’ zei m’n moeder vaak thuis.
Waarop wij ons afvroegen waarom er dan wc op de deur stond aangegeven. Of was ’t toilet de vrouwenplee?
‘Hé,’ bulderde m’n vader dan, ‘nog 1 keer & je moet vanavond staand naar bed.’

’t Toilet leek ons wel veilig. Mij in ieder geval. Ik had ’t tenslotte voor ’t zeggen, zo zonder de oudere broers in de buurt, Ma onder de tent verstopt & Pa prutsend met de handleiding van de tent.
We zochten geschikte deuren uit. Deuren die al openstonden, & waar ’t niet al te erg stonk.
‘Stinkt,’ was Quint z’n 1e conclusie al snel. ‘Zeker stront van die dikke vent daar.’
‘St, ze kunnen ons horen,’ vermaande ik ‘m.
‘We zijn in Denemarken,’ wist Quint wijs.
‘Waar veel nederlandse toeristen kamperen,’ vulde ik aan.
Ik tilde Marc op de 1e vrije bril voor een kinderbil die ik tegenkwam. Rukte een beetje aan z’n hand, zodat die zich vast kon klampen aan de wc-rolhouder. & Ging er vervolgens een meter vanaf staan. Kleine broertjes konden verschrikkelijk stinken, wist ik inmiddels.
Quint stuurde ik naar ’t hok ernaast.
‘Kan je niet voor de deur blijven staan?’ smeekte hij.
‘Nee, ik moet Marc in de gaten houden.’
‘Maar dan kan er iemand binnen komen.’
‘Dan doe je de deur op slot. Dat heb je laatst ook thuis gedaan.’

‘Quint, we gaan,’ riep ik door de deur.
‘Ja,’ zei hij stoer.
Nog-niets-aan-de-hand-stem.
‘Kom op. We zijn al een kwartier weg.’
Kreun & gemorrel aan de deur.
‘Maar ik krijg ‘m niet open,’ begon de 1e traan.
Ik kreeg ’t warm. Heet tegelijk. Ik had ‘m in z’n 1tje de wc op gestuurd.
‘Je moet draaien,’ legde ik uit. ‘Aan die knop.’
‘Dat doe ik ook,’ klonk ’t treurig.
Ik trok aan de deurklink.
‘Doe ’t nog eens.’
Ik tilde de deur een beetje omhoog. Dat had ik Pa ook wel ‘ns zien doen. Dan viel-ie in ’t slot, had-ie gezegd. Quint bleef morrelen, zonder effect.
Ik keek om me heen, Marc weer aan m’n hand. Dit kon ik Ma niet vertellen. Ik moest met beide broers tegelijk terugkomen.
Quint begon te huilen: ‘Ik wil naar Mama.’
Dat wilde ik nu ook. Zo snel mogelijk. Ik rende heen & weer om te zien of er iemand anders in ‘t ‘toilet’ aanwezig was. Marc moest naast de prullenbak blijven staan.
& Juist op dat moment kwam er iemand binnen.
‘M’n broertje, m’n broertje,’ begon ik aan de grote man duidelijk te maken, wijzend naar de deur. ‘Hij zit opgesloten! Hij krijgt de deur niet open!’
De man keek me lachend aan. & Begon z’n handen te wassen.
‘Hij zit opgesloten!’ probeerde ik nogmaals, met nog meer gedramatiseerde paniek.
Maar de man liep op z’n gemak naar buiten. Nog 1 keer vrolijk naar me lachend. & Op de achtergrond hoorde ik een klik.
Quint kwam naar buiten.
‘Ik draaide de verkeerde kant op,’ zei hij droog, z’n tranen met vegen van z’n arm voor anderen verstoppend.
Ik pakte de beide handen weer vast. Trok ze snel met me mee naar buiten om weer richting tent te gaan.
‘Ook stom van jou,’ zei Quint opeens, ‘mensen in Denemarken spreken deens.’

Maar wij spreken onze eigen taal in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *