’t Kost me verschrikkelijk geen moeite om over bepaalde dingen te schrijven. De zinnen vloeien als vanzelf uit m’n handen, ’t toetsenbord op. Soms heb ik ’t gevoel dat m’n vingers al golvend zich voortbewegen over de toetsen. Waarbij ze slechts een enkele keer de del- of backspace-knop hanteren.
Maar dat gevoel is vaak onderwerp-afhankelijk. Over de meest onbenullige objekten in m’n huishouden kan ik meters woorden aaneenrijgen. Iets dat een ½e meter van ’t onderwerp verwijderd is, iets dat vaker door mij wordt gebruikt, & bovendien een grotere bijdrage levert aan ’t algemeen comfort van ’t leven alhier, kan mij niet eens tot een gedachte aan ’t voorwerp zetten. Alsof ’t niet bestaat, buiten ’t moment van gebruik.
Neem nou de vuilniszak. Ik erger me regelmatig aan ’t feit dat-ie in een mum van tijd weer gevuld is. ’t Moment van vervangen stel ik zolang mogelijk uit door elke keer weer de troep nog eens flink toe te stampen. Tot de nok toe is de zak dan gevuld met allerlei spul dat ik niet waardig vind te bewaren, maar waar blijkbaar ook geen verhaal aan vast zit.
De pannenlappen. Als ik aan ’t koken ben, beginnen ze altijd in de positie vlak naast ’t gasfornuis, bovenop de magnetron. Ik roer wat in de pan, gebruik makend van 1 van de 2 xemplaren, & ben ‘m vervolgens kwijt. Ik heb er gelukkig nog 1 liggen, maar na de 2e handeling is ook die foetsie. Ik vind ze weliswaar weer terug, maar ik moet er altijd naar zoeken op een moment dat ’t eten bijna staat aan te branden.
Maar om daar nou een stukje over te schrijven. Langer dan de dubbele lengte van bovenstaande alinea zal ’t waarschijnlijk niet worden. (Inderdaad: te kort voor opname in Zijperspace).
Belangrijke papieren raak ik ook altijd kwijt. Op momenten dat ik ze nodig heb, moet ik vaak ’t hele huis doorzoeken.
Ik moet er bij vertellen dat ik eigenlijk bijna nooit iets kwijt raak. Alles heeft zo z’n vaste plaats. Datzelfde geldt voor m’n belangrijke papieren. Maar omdat ik veel als belangrijk papier omschrijf, niet zo snel de neiging heb iets weg te gooien, & ik daarnaast de afwijking heb om de inhoud van belangrijke papieren na opruiming onmiddellijk te vergeten, kost ’t me moeite om ’t juiste papier op ’t juiste tijdstip terug te vinden.
Die papieren vormen waarschijnlijk een te grote frustratie om daar met voldoening een stuk tekst over samen te stellen.
Zo zijn er meerdere objekten in m’n huis die een groot gevoel van onvermogen leveren zogauw ik alleen maar over ze na moet denken. Zoals daar zijn: de discman, m’n telefoon, de afwas, de was, de stofzuiger, stofdoekjes, de rugzak, de inhoud van de rugzak, ontvangen ansichtkaarten & briefjes, & natuurlijk m’n ongevouwen t-shirts.
Nee, dan ’t toiletpapier.
Als kind was ik al gedreven (& bedreven) in ’t maken van toilet-rijmpjes, plee-dichtsels, wc-geneuzel. Die kon ik achterlaten in een soortemet ‘Plee-boek’. Daar moest ik mee stoppen, vond m’n moeder. Wat moest de visite wel niet denken als ze een rijmpje over de kleur van een drol onder ogen kregen?
Dus werd m’n broer, gelegen in ’t bed boven me, slachtoffer van m’n verhalen over m’n wc-avonturen. Niet in rijmvorm meer, ik was geen sneldichter, maar wel in saillant detail.
Later kregen m’n vriendinnen de rol van toehoorder toebedeeld. Kon ik vertellen hoe een goede scheet welluidend kon klinken & hoe je poepte als je 3 dagen achter elkaar alleen maar patat had gegeten. Dit al smeuïg & behoorlijk opgesmukt.
Maar goed, ik zal ’t hier niet nog ‘ns over toiletpapier hebben. Bovenstaand schrijven was een poging ’t onderwerp te mijden.
& U toch een kijkje te geven in de wereld die Zijperspace heet.