treinridder

Ik weet dat ’t om de man ging. Hij was in afwachting van de vrouw. In een kamer. Hij zat een beetje voor zich uit te mijmeren. & Daar blijft m’n begrip van de tekst een beetje bij hangen. Meer wil er niet tot m’n hoofd doordringen. Ik weet dat ik onderweg ben. Onderweg naar huis. Ik weet dat ik dat blikje bier eigenlijk niet meer moet drinken. & Bovendien weet ik dat ik me zo onverstoord mogelijk moet tonen, want anders zullen de mensen nog gaan bevroeden dat ik gedronken heb voordat ik aan dit laatste blikje begonnen ben.
Alsdandanals-redenatie, zo noem ik dat.

Goed, begin ik opnieuw, ’t ging om die man. Maar wat was-ie nou aan ’t doen? Zat in z’n kamer. Nog maar even de voorgaande alinea nog een keer lezen. & Stiekem over de rand van ’t boek gluren wanneer & hoe die dame tegenover me mij nou aanschouwt.
Want dat zag ik heus wel. Of ze keek via de spiegeling van ’t raam, of ze keek als ik niet keek. Ook als haar vriendje naast haar niet keek, dat had ik ook heus wel door. Ik ben verschrikkelijk goed in zien als ze denken dat ik niet zie.
Ik heb mezelf dan ook een serieuze leeshouding aangemeten. ½ Onderuit (helemaal niet goed voor m’n rug & nek, maar je moet toch wat als je op een bepaalde manier wilt overkomen), met m’n ogen diep verdiept, schuivend langs de regels, af & toe blzs omslaand (me ondertussen realiserend dat er weer een pagina informatieloos in m’n hoofd is opgeslagen) & een enkele keer met m’n handen semi-gedachteloos wrijvend over m’n voorhoofd, langs m’n nek & in m’n haren. Ze zullen weten wat voor figuur ze in hun coupé hebben zitten.
O ja, ik moet ook nog bij tijd & wijle grijpen naar m’n blikje bier. Zonder kijken, meteen beet.

Tegenover me dat stel dus. Hij krullen, zij steil haar. Niks aan te beleven. Stellen, dat is niks aan. Daar heb je geen kans bij. Vormen een pact. Geen toekomst voor derden. Derden als ik.
Oeps, terug in boek. Zij kijkt.
Langzaam liet ik m’n blik weer afglijden. Vrouw schuin tegenover me. Ook aan de rand van ’t pad. Rood lang haar. Wit gezicht, op rode wangen van kou na. Ze heeft haar handschoenen nog aan. Roze lippen.
Hé, even vergelijken: wat voor lippen heeft zij van dat stel aan de overkant?
Ook geen lippenstift. Leuk kuiltje midden in de liplijn aan de bovenkant. Heeft die rooie dat ook? Hebben alle vrouwen dat? Goh, je komt nog heel wat over ’t menselijk lichaam te weet als je tijdens een treinreisje zorgvuldig om je heen kijkt. Heb ik daar vroeger nou nooit op gelet? Of misschien ben ik wel in kennelijke staat dat ik alles aan een vrouwenlichaam mooi ga vinden. Zelfs een lelijk iemand schijn je dan te gaan waarderen.

Maar man zit dus in kamer, vat ik weer voor mezelf samen, te wachten op een vrouw. Ik wist niet dat ’t zo’n saai boek was. Hij mijmert nu al de hele tijd over ’t uitblijven van haar verschijning. Waarom doet-ie niks?
Trouwens wel een slaapcoupé. ’t Is nog maar net 12 uur geweest & 4 mensen in m’n directe omgeving hebben hun ogen al toe. Vrouw van ’t stelletje hangt op de schouder van haar vriend. Kan ik gelijk bekijken wat ze nou aan haar hand heeft hangen.
Hè, gatsie: goud & zilver. 1 Ring in de vorm van een bloemetje. Een aster of iets dergelijks. Dat zou je je kleine nichtje nog niet cadeau geven, zo kinderachtig. Ze heeft een sexy lijf, maar totaal geen smaak. Ook nog van die ouderwetse sleetse plekken in haar spijkerbroek. Hoe zeg je dat ook alweer: zóóó 20e eeuw!
Rood meisje heeft nu ook haar ogen toe. Ze heeft niet eens belangstelling voor mij getoond. Ook niet toen ik m’n boek tevoorschijn haalde. Iedereen kijkt toch altijd stiekem titels? Ik ben niet de enige. Ik heb ‘r ook niet in de spiegeling van ’t raam zien kijken. Mooiste manier om te betrappen: spiegelende ogen die elkaar ontmoeten. & Dan lief lachen, dan zijn ze meteen verkocht.

Ik stop m’n boek weg. M’n blikje is inmiddels leeg. Toch best snel gegaan.
Ik moet me nu gaan concentreren op de volgende taak: ’t rode meisje wakker maken. Ik zie aan haar ademhaling dat ze slaapt. Niet alleen maar haar ogen dicht. & Ondertussen is er niemand meer om haar te redden. Behalve ridder Ik.
Straks zal ridder Ik zachtjes fluisteren, heeft ridder Ik al besloten. Misschien een tikje op haar schouder. O zo zachtjes. Dat zal ze nooit vergeten. Dat ’t zo zachtjes ging. Die vriendelijke dronken man die haar behoed heeft verder te gaan dan de bedoeling was.
Of eigenlijk niet dronken, zo kom ik vast niet over. Die vriendelijke man, die….
Amsterdam, centraal station.
Kijken of ze wakker wordt. Laat haar ajb niet wakker worden. Ik wil ridder Ik spelen. Ridder Ik redt meisje uit de trein.
Maar rood meisje wordt wakker. Van de jassen die langs haar schouder schuren. Van de mensen die bijtijds de trein uit willen. Van bijtijdse-trein-uit-willers met lange jassen die schuren. De pretbedervers. Ze beweegt haar hoofd links, tegen jassen aan, rechts, station Amsterdam herkennend, & is volledig bij. Ze staat op.
Kan ik beter ook maar opstappen.
‘Ik had je bijna wakker gemaakt,’ fluister ik haar toch even zachtjes toe.
Ridder Ik moet z’n nobel gedrag even tonen. Waar hij wel niet allemaal toe in staat zou zijn geweest.
‘Hmpf,’ hoor ik nog net.

Dat was ’t laatste optreden van Ridder Ik in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *