Turkey

M’n hoofd gaat loos van gebrek. Ik heb ‘m slechts kortwijls niet voorzien van medicamenten die dmv versnelling mij zouden moeten voorzien in vertraging. Alles gaat immers te rap tempo hier & ‘t enige antidotum is dit te bestrijden door de kwaal zelf toe te dienen. Een slang die z’n staart bijt, dat beeld schiet zichzelf te binnen.

Er hangt een lamp aan mijn plafond die mij plots symbolisch lijkt, hoewel mijn gedachten, hopeloos wanordelijk, niet zijn ontsproten aan waar ‘t naar zou kunnen verwijzen, noch naar waar ‘t toe gaat leiden. Alles zoeft voorbij, onevenwichtig houvast zoekend als een dronkeman op de reling van een brugleuning zonder spijlen.

De lamp bestaat uit 4 delen: moederlamp plus 3 kinders, afzonderlijk herkenbaar aan ‘t formaat & de plek die ‘t inneemt in de cirkel van licht die ‘t uit moet stralen.
Afkomstig uit de tijd dat ons gezin ontstond. Waarschijnlijk dat ik me er daarom bij gerust voel, misschien dat ik daarom ook daar een vergelijking wil herkennen: de middelste, omringde, gevormd als vrouw, zorgzaam, vriendelijk; de anderen als telgen, op verschillende wijze ontdekkend, iets hoger of lager, verder of minder verwijderd, een enkele schuchter verschuilend voor wat komen moet, een ander hupsend, in ‘t schijnbaar luchtledige gevormd, daar: onder mijn plafond.

Ik ben aan ‘t zoeken naar betekenis, stop in elke lamp tegenstrijdige vertegenwoordigers van ‘t gezin waar ik uit kom, waarbij ‘t moederfiguur alles lijkt te overheersen in betekenis. Plus een rechter satelliet in miniatuur daarvan die niet weg durft te kruipen.
Maar aangezien ik uit een gezin van 6 kom zal ik die eveneens met 1 van m’n broers moeten delen. Een tegenhanger, hoewel ook hij niet daadwerkelijk verlaten wilde worden.

Mijn hoofd is ingewikkeld. Hij wankelt. ‘t Bonkt van afkickverschijnselen van te lange onthouding van ‘t medicament. Ik heb ‘t proberen te ondervangen door bier er in te gieten. Dat werkt dagelijks nl, bij routine, bij gewenning. Maar ‘t staat nu strak van onrust & onoverzicht.

Ik zie m’n moeders heupen gemoedelijk weerspiegeld aan ‘t plafond schijnen, m’n vaders pijp (die hij niet rookte) in weerstandige berusting: niets zeggen behalve waar verontwaardiging de boventoon voert.

U gaat mij niet begrijpen, zoveel weet ik inmiddels. Ik ben in een vermengde delirium van een koortsachtige antidosis die grip probeert te krijgen. Veels te laat. De corona, hoewel nu bijna een week terug ge-anti-vaxt, een 1e poging, hallucineert zich er mateloos op los. Plus vermengd met dat waar ik dagelijks een dosis van krijg toegediend middels minuscule pilletjes.
In ‘t midden gelaten of ik daar gebrek aan had.

M’n hoofd bonkt, hoog midden, schielijk pogend een uitweg te vinden tussendoor m’n zicht: m’n neusgaten een uitlaatklep, zo voelt ‘t.

& Tijdens die ogenschijnlijk futiele bevingen besef ik m’n gevoel, na een lange niet te lange dagreis vandaag naar ongewoon, inmiddels ongewend uitstapje, besef ik me dat ik behoefte heb. Ik wil weg van ‘t nieuwe, inmiddels saaie normaal. Ik wil een omhelzing. Die lamp hierboven, met alles wat hij betekent, ‘t licht waarmee hij mij omarmt, in al z’n dubbele verwijzingen, die lamp moet mij eindelijk koesteren opnieuw.

Maar laat ik nou gewoon zeggen: ik wil die kus.
Ik wil die kus.

De klokken luiden, de echo’s klinken in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *